Biomassa uit Estland voldoet aan duurzaamheidseisen

De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) heeft het onderzoek afgerond naar de duurzaamheid van biomassa afkomstig uit Estland. De NEa heeft geen aanwijzingen gevonden dat er in Estland structurele tekortkomingen in duurzaam bosbeheer zijn volgens de geldende duurzaamheidsnormen.

De NEa had de opdracht gekregen voor het onderzoek van de toenmalige staatssecretaris van Klimaat & Energie naar aanleiding van signalen over misstanden uit een rapport van de Stichting Onderzoek Multilaterale Organisaties (SOMO). In het SOMO rapport worden 24 bosgebieden in Estland vermeld die gebruikt zouden zijn voor leveringen van biomassa aan Nederland. In deze gebieden zouden duurzaamheidseisen zijn overtreden.

Subsidie

Nederlandse energieproducenten kunnen subsidie krijgen voor duurzame biomassa. Om biomassa als duurzaam te kunnen classificeren worden er duurzaamheidseisen aan gesteld die door certificering worden aangetoond. Pas als een biomassaproducent een certificaat heeft voor het produceren van duurzame biomassa kan een energieproducent subsidie krijgen voor de aangekochte duurzame biomassa. Uit Estland wordt biomassa geleverd uit kleine bosgebieden waarbij, tot en met dit jaar, certificering gebaseerd is op een risico-inschatting. Dat betekent dat voor elke duurzaamheidseis bepaald moet worden dat het risico op overtreding ervan laag is. Hiervoor betrekt de certificeerder, en daarmee ook de NEa, informatie en signalen uit heel Estland.  

Onderzoeksvragen

Doel van het onderzoek was om vast te stellen of:

  1. De gebieden waar volgens SOMO duurzaamheidseisen zijn overtreden inderdaad zijn gebruikt voor de levering van biomassa aan Nederland;
  2. De risico’s dat duurzaamheidseisen in heel Estland overtreden worden zodanig laag kunnen worden ingeschat dat er sprake is van duurzaam bosbeheer.

Is er biomassa geleverd aan Nederland uit de SOMO gebieden?

Uit de gebieden die SOMO vermeldt in haar rapport is vrijwel zeker geen biomassa, waarvoor de duurzaamheidseisen gelden, geleverd aan Nederland. De onderzoeksvraag is beantwoord door voor alle 24 gebieden na te gaan of er sprake was van een klein bosgebied en of de in het SOMO rapport beschreven houtkap plaats vond na februari 2020. Vooral dit laatste is belangrijk, daar de biomassaproducent pas vanaf februari 2020 een certificaat had voor het produceren van duurzame biomassa. Alle biomassa van voor deze datum kán niet als duurzaam geclassificeerd zijn geweest. Er kan dus ook geen subsidie voor verstrekt zijn vanuit Nederland.

Kan er gesproken worden van duurzaam bosbeheer in Estland?

Om vast te stellen of het risico op het overtreden van duurzaamheidseisen in heel Estland laag is, dan wel risico’s voldoende zijn gemitigeerd, wordt er in de in de duurzaamheidssystemen veel belang gehecht aan de wijze waarop de certificeerder signalen van stakeholders onderzoekt en meeweegt. Hierbij zijn al voor het verschijnen van het SOMO rapport belangrijke signalen ingebracht door de Estse NGO ELF. Er is door de NEa onderzocht of de certificeerder deze signalen toentertijd afdoende heeft onderzocht en gewogen om de conclusie te kunnen trekken dat het risico op het overschrijden van duurzaamheidseisen voor biomassa in Estland laag is.

Naar het oordeel van de NEa heeft de certificeerder de signalen voldoende onderzocht en gewogen en is er genoeg aanleiding om te stellen dat daar waar er wel hoge risico’s zijn op het overschrijden van de duurzaamheidseisen deze risico’s correct gemitigeerd worden. Wij komen tot dit oordeel op grond van ons eigen onderzoek, een onderzoek wat we hebben laten uitvoeren door een onafhankelijke derde partij bij Estse stakeholders en door het onderzoek van een onafhankelijke accreditatie instelling.

Aandachtspunten

Uit het onderzoek komen echter ook voldoende punten naar voren die aanleiding geven om de opzet en uitvoering van het huidige duurzaamheidssysteem te verbeteren. Zo geeft de huidige risico-gebaseerde werkwijze een minder grondig borgingsproces. Voor Estland geldt dat de risico gebaseerde werkwijze per 1 januari 2023 wijzigt in een niet risico gebaseerde werkwijze. De NEa onderschrijft het belang hiervan gezien de gevoeligheden rond het gebruik van biomassa voor energietoepassing uit dergelijke gebieden. Ook zijn er verbeteringen mogelijk in de wijze waarop de certificeerder bijvoorbeeld het stakeholderonderzoek organiseert.

Tenslotte constateren wij als NEa dat het SOMO rapport ook fundamentele en inhoudelijke discussiepunten aansnijdt over de duurzaamheid van biomassa. Als autoriteit die erop moet toezien dat partijen handelen conform het gekozen duurzaamheidssysteem, is het niet de taak van de NEa om hier een inhoudelijke uitspraak over te doen. Ook omdat deze inhoudelijke discussiepunten buiten de context van certificering vallen. Maar omdat ze wel bijdragen aan het ervaren gebrek aan vertrouwen benoemen we deze ook in ons onderzoek.

Conclusie

De conclusie van de NEa is dat biomassa die vanuit Estland in Nederland wordt ingezet voldoet aan de thans geldende duurzaamheidseisen en derhalve als duurzaam beschouwd kan worden. Tegelijkertijd denken wij dat er voldoende aanleiding is om de opzet en uitvoering van het geldende duurzaamheidssysteem op onderdelen te verbeteren. Dit met als doel een praktijk van bosbeheer te realiseren waarin meer vertrouwen is. Dit vraagt aandacht en inspanning van alle betrokkenen.

Beeld: ©NEa