In Nederland wordt met behulp van een marktmechanisme uitvoering gegeven aan de doelstellingen voor een toenemend aandeel hernieuwbare energie in vervoer en de vermindering van de broeikasgasuitstoot van transportbrandstoffen.
In de systematiek Energie voor Vervoer staat een marktmechanisme met “Hernieuwbare brandstofeenheden” (HBE's) centraal. Zowel de jaarverplichting als de reductieverplichting wordt uitgedrukt in een benodigde hoeveelheid HBE's.
Bedrijven met een verplichting moeten ervoor zorgen dat ze jaarlijks vóór 1 mei voldoende HBE’s op hun rekening in het Register Energie voor Vervoer (REV) hebben staan om aan de verplichtingen te voldoen.
Bedrijven die fysiek hernieuwbare energie leveren aan vervoer kunnen de leveringen daarvan inboeken in het REV en creëren daarmee HBE’s. Eén HBE op rekening in het REV vertegenwoordigt de inzet van 1 gigajoule hernieuwbare energie. Bovendien staat een HBE voor een bepaalde (jaarlijks vast te stellen) broeikasgasemissiereductie. Eén HBE op rekening, levert dus een bijdrage aan de verplichte inzet van hernieuwbare energie én aan de reductiedoelstelling.
Bedrijven die te maken hebben met de jaarverplichting en reductieverplichting kunnen kiezen:
of zij zelf hernieuwbare energie leveren en registreren in het REV (inboeken) en de HBE’s voor de eigen verplichting gebruiken,
of dat zij HBE’s kopen van andere bedrijven,
een combinatie van beide opties is ook mogelijk.
De Nederlandse overheid zet met de uitvoeringssystematiek Energie voor Vervoer een handelssysteem in, waarbij de deelnemers gezamenlijk op de meest kosteneffectieve wijze hun verplichte aandeel hernieuwbare energie kunnen leveren en hun broeikasgasemissies kunnen reduceren.
Bedrijven met een rekening in het REV kunnen HBE’s onderling naar elkaar overboeken. Alleen bedrijven met een verplichting, inboekers en andere houders van een AGP-vergunning kunnen een rekening hebben in het REV.
De bedrijven moeten zelf onderlinge afspraken maken over de handel in HBE’s, dus bijvoorbeeld over de te verhandelen soorten HBE, maar ook over de prijzen. Dit gebeurt buiten het REV om. De NEa heeft hierin geen rol.
HBE's
Om het gebruik van bepaalde grondstoffen of vormen van hernieuwbare energie te bevorderen en anderen juist te ontmoedigen, is de totale jaarverplichting onderverdeeld met een subdoelstelling en limieten. Vanwege deze subdoelstelling en limieten, worden vier soorten HBE onderscheiden: HBE-Geavanceerd, HBE-Conventioneel, HBE-IX B en HBE-Overig.
Bedrijven met een jaarverplichting hebben een minimaal aandeel HBE Geavanceerd (HBE-G) nodig en mogen een maximaal aandeel HBE Conventioneel (HBE-C) en HBE Bijlage IX B (HBE-B) inzetten. Voor het resterende deel van de jaarverplichting, wordt HBE Overig (HBE-O) ingezet. De soort ingeboekte hernieuwbare energie e/o de grondstof van de biobrandstof bepaalt de soort HBE die wordt gecreëerd. In de tabel hieronder staat de oorsprong van de verschillende soorten HBE’s weergegeven.
Soorten HBE's
Soort HBE
Ontstaat door inboeking van levering
Nadere omschrijving
HBE Geavanceerd
Vloeibare of gasvormige geavanceerde biobrandstof
Biobrandstof geproduceerd uit grondstoffen vermeld in bijlage IX, deel A van de Richtlijn hernieuwbare energie (afvalstromen en residuen)
HBE Bijlage IXB
Vloeibare of gasvormige biobrandstof
Biobrandstof geproduceerd uit grondstoffen vermeld in bijlage IX, deel B van de Richtlijn hernieuwbare energie (gebruikte plantaardige/dierlijke olien en vetten)
HBE Conventioneel
Vloeibare of gasvormige conventionele biobrandstof
Biobrandstof geproduceerd uit landbouw- en energiegewassen
HBE Overig
Vloeibare of gasvormige overige biobrandstof
Biobrandstof geproduceerd uit tussenteelt gewassen, of uit residuen van productie / verwerking van voedsel- en voedergewassen voor zover deze niet vermeld zijn in bijlage IX van de Richtlijn hernieuwbare energie
Elektriciteit
Vloeibare of gasvormige hernieuwbare brandstof
De NEa is wettelijk verplicht om een aantal rapportages te publiceren op basis van gegevens uit het REV. Eén van deze rapportages is de HBE-rapportage. Deze rapportage geeft periodiek informatie ter ondersteuning van de markt. De HBE-rapportage wordt 5 maal per jaar gepubliceerd.
Elke HBE-rapportage geeft inzicht in de totale hoeveelheid HBE’s die beschikbaar is op rekeningen in het REV. De rapportage maakt onderscheid tussen de hoeveelheid door inboekingen gecreëerde HBE’s en de hoeveelheid gespaarde HBE’s. Ook biedt de HBE-rapportage van 4 maart, inzicht in de totale hoeveelheid benodigde HBE’s om aan de jaarverplichting te voldoen.
De rapportagedata zijn:
4 januari
4 maart
10 mei
4 juli
4 oktober
Vanaf 4 juli 2022 wordt gerapporteerd over de vier soorten HBE.
De systematiek Energie voor Vervoer volgt de Europese richtlijnen maar is geïmplementeerd in Nederlandse wet- en regelgeving. Bedrijven kunnen HBE’s niet internationaal verhandelen of inzetten voor wet- en regelgeving in andere landen. Omgekeerd kunnen bedrijven ook geen eenheden uit vergelijkbare systemen in andere landen naar het REV overboeken.
Een aangemaakte HBE kan niet worden ingetrokken, omdat hij onterecht is bijgeschreven. Indien een inboeker een hoeveelheid hernieuwbare energie onterecht heeft ingeboekt, blijven de onterecht aangemaakte HBE’s geldig en kunnen verhandeld worden.
Deelnemers aan de systematiek Energie voor Vervoer
Bedrijven die brandstoffen leveren aan de Nederlandse vervoersmarkt vallen onder de wet- en regelgeving Energie voor Vervoer en hebben daarmee verplichtingen.
Dit zijn:
Vergunninghouders accijnsgoederenplaats (AGP) voor minerale oliën,
Vergunninghouders Geregistreerd Geadresseerde voor minerale oliën,
Importeurs onder betaling van accijns, zoals gedefinieerd in de Wet op de accijns, die brandstoffen hebben geleverd aan vervoer in Nederland.
De verplichting voor opvoer van de brandstofleveringen geldt voor onderstaande brandstoffen die worden geleverd aan de Nederlandse markt:
Benzine (inclusief bio-componenten)
Diesel (inclusief bio-componenten)
Zware stookolie, voor zover niet geleverd aan zee- of binnenvaart (inclusief bio-componenten)
Andere vloeibare en gasvormige biobrandstoffen
Vloeibaar gemaakt petroleum gas (LPG)
Vloeibaar gemaakt aardgas (LNG)
Gecomprimeerd aardgas (CNG)
Op basis van de gerapporteerde leveringen (inclusief eventuele bio-component) worden de jaarverplichting en reductieverplichting vastgesteld. Bedrijven moeten via REV aan hun verplichtingen voldoen. Bedrijven die minder dan 500.000 liter/kg/Nm3 brandstoffen aan de Nederlandse markt geleverd hebben, zijn vrijgesteld van de verplichtingen.
De NEa voert toezicht uit op de bedrijven met een verplichting. Zie ook Toezicht en Handhaving.
Bedrijven kunnen vrijwillig hernieuwbare energie inboeken als zij vloeibare biobrandstoffen, vloeibare hernieuwbare brandstoffen, gasvormige biobrandstoffen en/of elektriciteit leveren aan vervoer in Nederland. Dit doen zij op hun rekening in het REV en creëren hiermee HBE’s. De HBE’s kunnen zij vervolgens verhandelen in het REV.
Vloeibare biobrandstoffen en vloeibare hernieuwbare brandstoffen
De volgende bedrijven kunnen leveringen van vloeibare biobrandstoffen of vloeibare hernieuwbare brandstoffen inboeken:
Vergunninghouders accijnsgoederenplaats (AGP) voor minerale oliën;
Vergunninghouders Geregistreerd Geadresseerde voor minerale oliën;
Importeurs onder betaling van accijns, zoals gedefinieerd in de Wet op de accijns.
Gasvormige biobrandstoffen
Bedrijven die afnemer zijn in de zin van de Gaswet en die via aansluitingen op het net (of een directe lijn) gas leveren aan vervoer in Nederland, kunnen gasvormige biobrandstoffen inboeken. Dit doen zij door de leveringen te vergroenen met garanties van oorsprong (gvo’s in de vorm van Vertogascertificaten).
Elektriciteit
Bedrijven die afnemer zijn in de zin van de Elektriciteitsnet en die via aansluitingen op het net (of een directe lijn) elektriciteit leveren aan wegvoertuigen, kunnen elektriciteit inboeken.
Gasvormige hernieuwbare brandstof
Bedrijven die houder van een Omgevingswetvergunning voor de ontvangst, opslag en de levering van waterstof zijn en die waterstof met behulp van een bemeterd leverpunt aan vervoer leveren, kunnen deze leveringen als gasvormige hernieuwbare brandstof inboeken. Dit doen zij door de leveringen te vergroenen met “garanties van oorsprong andere gassen”.
Alhoewel inboekers vrijwillig deelnemen in de systematiek Energie voor Vervoer zijn zij gehouden aan de randvoorwaarden die gelden voor het inboeken van leveringen hernieuwbare energie. De NEa voert toezicht uit bij de inboekers om te controleren of zij zich aan de randvoorwaarden houden. Zie ook: Toezicht en Handhaving.
In het algemeen geldt dat bedrijven die vloeibare biobrandstof inboeken, de laatste schakel in de leveringsketen van biobrandstof zijn. Om te borgen dat de inboeking een levering van fysieke biobrandstof betreft en dat deze duurzaam is, gelden er voor eerdere schakels in de leveringsketen (bijv. producenten en tussenhandelaren) ook randvoorwaarden. Ook bij deze bedrijven, voor zover in Nederland gevestigd, voert de NEa toezicht uit. Zie ook: Toezicht en Handhaving.
Inboekers kunnen handelen in HBE’s zodat de bedrijven met een verplichting over voldoende HBE’s kunnen beschikken om aan hun verplichting te voldoen. Bedrijven met een verplichting kunnen ook onderling met elkaar handelen in HBE's.
In beperkte mate kunnen ook andere bedrijven HBE’s in het REV overboeken. Zij moeten dan wel beschikken over een AGP-vergunning voor minerale oliën.