Toezicht en handhaving
Naast taken zoals informeren, faciliteren en vergunningen verlenen heeft de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) tot taak toezicht te houden op de naleving van de regelgeving Emissiehandel (EH) en Energie voor Vervoer (EV), en deze te handhaven. Hoe de verhouding tussen de toezichtstaak en de handhavingstaak is vormgegeven, lichten we hier toe.
Het bestuur van de NEa heeft de taak een functiescheiding tussen handhavings- en andere activiteiten aan te brengen en te borgen. In artikel 2.7, tweede lid, Wet milieubeheer is dit als volgt geformuleerd: “Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er zorg voor dat de werkzaamheden die voortvloeien uit artikel 18.2f, gescheiden worden uitgevoerd van de overige werkzaamheden.”
De scheiding tussen toezicht en handhaving vormt daarbij voor het bestuur het belangrijkste aandachtspunt.
Het NEa-bestuur ziet toe op de “feitelijke distantie tussen de constatering van feiten en de oplegging van een bestuurlijke boete”, zoals geformuleerd in de Memorie van Toelichting bij de invoering van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht.
Zo kan de NEa-toezichthouder (inspecteur) die de overtreding heeft gerapporteerd, niet zelf de bestuurlijke boete opleggen (artikel 10.3, vierde lid Awb). Verder is de NEa-handhavingsjurist, die een boetebesluit voorbereidt, in beginsel niet betrokken geweest bij het handhavingsonderzoek of het opstellen van het handhavingsrapport. Hij of zij dient dit onbevangen en zelfstandig te doen. Daarbij wordt wel opgemerkt dat bij de organisatievorm en kleinschaligheid van de NEa niet elke betrokkenheid volledig uit te sluiten is.