Met ingang van 2026 verandert het systeem Hernieuwbare Energie voor Vervoer naar het systeem van de brandstoftransitieverplichting. Deze verandering heeft gevolgen voor de bedrijven die in het huidige (handels)systeem al een verplichting hebben om hernieuwbare energie in de vervoerssector in te zetten, maar er zullen ook bedrijven zijn die nu voor het eerst met deze verplichting te maken krijgen. Hieronder leest u een overzicht van de belangrijkste wijzigingen voor de verplichtingen.

Omdat het proces van wet- en regelgeving nog loopt, is de informatie op deze pagina niet definitief. Dit betekent dat de regelgeving die straks inwerking treedt kan afwijken van de informatie op deze pagina’s. De huidige webpagina's zijn gebaseerd op de informatie zoals die bij de NEa bekend is. De NEa probeert deze informatie zo actueel mogelijk te houden.



1. Overgang van HBE’s naar ERE’s
In de nieuwe systematiek wordt gestuurd op CO2-emissiereductie in de keten (van productie van de brandstof tot verbranding bij eindgebruik), in plaats van sturing op energie-inhoud van geleverde hernieuwbare energie. Dit betekent dat de huidige hernieuwbare brandstofeenheden (HBE) vervangen worden door emissiereductie-eenheden (ERE). Op deze pagina vindt u meer informatie over de emissiereductie-eenheid.

Wat niet verandert, is dat ERE's -net als de HBE's nu- verhandelbaar zijn. Het systeem van de brandstoftransitieverplichting is dus een handelssystematiek. Dit betekent dat bedrijven om te voldoen aan hun verplichtingen ervoor kunnen kiezen om: 

  • Zelf hernieuwbare energie te leveren en in te boeken bij de NEa en zodoende ERE's te creëren;
  • ERE's te kopen van andere bedrijven;
  • Een combinatie van beide opties toe te passen.

Voor bedrijven die ervoor kiezen om zelf hernieuwbare energie te leveren en in te boeken en bedrijven die handelen in ERE's, is het van belang dat zij rekening houden met het feit dat ERE’s gecreëerd worden op basis van emissiereductie, en niet op basis van fysiek geleverde hoeveelheden. Deze bedrijven moeten zelf goede afspraken maken met hun toeleverancier(s) van hernieuwbare energie over de minimale CO2-reductie die zij verlangen.

2. Brandstoftransitieverplichting strekt zich uit over meerdere vervoerssectoren
Het ministerie Infrastructuur en Waterstaat (IenW) breidt de verplichting voor brandstofleveranciers uit naar leveringen van brandstoffen aan meerdere vervoerssectoren. Dit betekent dat de verplichting voor brandstofleveranciers van toepassing is op bedrijven die brandstof leveren aan de sectoren:
•    land (wegvoertuigen, spoorvoertuigen, mobiele machines en vaste installaties);
•    binnenvaart (binnenschepen);
•    zeevaart (zeeschepen).

Concreet kan dit betekenen dat bedrijven die:
- zowel aan land als aan binnenvaart e/o zeevaart leveren nu ook verplichtingen krijgen voor leveringen aan die laatste sectoren,
- alleen aan binnenvaart e/o zeevaart leveren nu voor het eerst met de verplichtingen te maken krijgen.

3.    Elke sector moet verduurzamen
In de huidige HBE systematiek geldt de jaarverplichting alleen voor de sector land. Er kunnen echter wel HBE's gecreeerd worden in de sectoren zee-, binnen-, en luchtvaart. De HBE's uit deze sectoren kunnen vervolgens worden ingezet voor de jaarverplichting (van de sector land). De HBE’s die zijn ingezet voor de jaarverplichting sector land staan dus niet per se voor een geleverde prestatie binnen deze sector.

Dit gaat veranderen in de nieuwe systematiek. De verkregen emissiereductie-eenheden (ERE’s)  uit leveringen van hernieuwbare energie in een specifieke sector moeten in beginsel ingezet worden voor de verplichting in diezelfde sector. ERE’s uit andere sectoren zijn slechts beperkt inzetbaar. Het verschilt per sector wat hier de mogelijkheden voor zijn.

4. Limieten en subdoelen per sector, nieuwe subdoelstelling voor RFNBO's
Net als in het huidige HBE-systeem is er een onderverdeling van de totale verplichting per jaar naar subdoelen en limieten. Deze zijn erop gericht om gebruik van bepaalde grondstoffen voor biobrandstoffen of bepaalde vormen van hernieuwbare energie te bevorderen en anderen juist te ontmoedigen.

Om te voldoen aan de Europese minimuminzet voor RFNBO’s (hernieuwbare brandstoffen van niet biologische oorsprong) zal er een subdoelstelling komen voor deze hernieuwbare waterstof-gebaseerde brandstoffen. Hiervoor komt naast de ERE's geavanceerd, conventioneel, IXb en overig ook een ERE RFNBO.

De hoogte van de totale verplichting, de limieten en de subdoelen variëren per sector. De totale verplichting neemt ieder jaar toe.

5. Berekening hoogte van de verplichting
Een brandstofleverancier met een verplichting moet elk jaar de CO2 ketenemissies van brandstoffen die hij heeft geleverd aan elke sector met een bepaald percentage verminderen. De emissies van de brandstofleveringen worden berekend met de standaard referentiewaarde van 94 g CO2-eq/MJ die is vastgelegd in de Richtlijn hernieuwbare energie (RED). De percentages voor de brandstoftransitieverplichting zijn altijd als aandeel van deze 94 g/MJ.

De brandstoftransitieverplichting wordt uitgedrukt in ERE’s: 1 ERE staat voor 1 kg CO2-eq vermindering. Het aantal benodigde ERE's wordt als volgt berekend.

Brandstoftransitieverplichting

Aantal benodigde ERE = verplichting [%] * (levering brandstoffen [l] * LHV brandstoffen [MJ/l]) * 94 [g/MJ] / 1000

  • Het verplichte reductiepercentage verschilt per jaar en per sector. Indien een brandstofleverancier in meerdere sectoren actief is, wordt de berekening voor elke sector apart uitgevoerd.
  • De omvang van de levering in liters voor elke geleverde brandstof binnen de reikwijdte van de verplichting (voor zware stookolie is de levering in kg).
  • De reikwijdte van de verplichting is alle diesel, benzine en zware stookolie die u levert, ook als deze deels of geheel bestaat uit biobrandstof. Deze hoeveelheden tellen dus mee in het berekenen van de totale verplichting. 
  • 94 is de Europees vastgelegde uitgangswaarde waartegen de reductie moet worden behaald (in g/MJ).
  • De LHV is de verbrandingswaarde van de brandstof. Voor benzine en diesel geldt een standaardwaarde, voor stookolie moet de brandstofleverancier de verbrandingswaarde zelf vast (laten) stellen.
  • Voor het aandeel van de, door u geleverde biobrandstof, geldt dezelfde LHV als voor het fossiele aandeel waarin deze geleverd wordt. Dit betekent dat voor een levering diesel waarin een aandeel HVO is bijgemengd, wordt gerekend met de standaardwaarde van diesel.
  • de factor 1000 is nodig voor de omrekening van gram naar kg.


6. Verplichte registratie brandstofleveringen en verificatie
Voor alle sectoren geldt dat de brandstofleveranciers met een brandstoftransitieverplichting hun leveringen aan de verschillende sectoren moeten registreren in het NEa register. Op basis van deze registratie wordt de hoogte van de verplichting vastgesteld. Deze registratie bij de NEa moet elk jaar vóór 1 maart gebeuren (zie ook 'jaarafsluiting' hieronder) en is onder het huidige HBE-systeem ook al verplicht.

Wat er verandert, is dat de geregistreerde leveringen aan de sector binnenvaart en zeevaart geverifieerd worden door een onafhankelijke verificateur. Deze verificatie heeft als doel om de NEa meer zekerheid te verschaffen over de juistheid en volledigheid van de geregistreerde leveringen aan zee- en binnenschepen. De noodzaak voor deze verificatie is het ontbreken van betrouwbare (contra-)informatie van derde partijen over geleverde brandstofhoeveelheden aan de binnenvaart en zeevaart. Bij de sector land is deze contra-informatie er wel, namelijk in de vorm van accijnsaangiften bij de Belastingdienst/Douane.

De verificaties van de brandstofregistraties zee- en binnenvaart bij de NEa moeten worden uitgevoerd door een geaccrediteerde verificateur. De verificatie vindt plaats op kosten van de verplichtinghouder. De verplichtinghouder moet zelf een verificateur benaderen en contracteren. De resultaten van deze verificatie moeten vóór 1 mei (zie ook 'jaarafsluiting' hieronder) door de verificateur in het REV zijn geregistreerd. Op dit moment loopt het proces van accreditatie van verificateurs nog. Informeer bij een u bekende verificatieinstelling (bijvoorbeeld vanuit ETS-2 of de HBE-systematiek) naar de mogelijkheden voor het afnemen van deze ‘verificatie levering tot eindverbruik’.

Toelichting brandstoftransitieverplichting per sector

Data jaarafsluiting in de nieuwe systematiek

In de nieuwe systematiek veranderen de data en de vereiste handelingen die onderdeel zijn van de jaarafsluiting enigszins:

  • de datum voor het voldoen aan de verplichting verschuift van 1 mei naar 1 april
  • de deadline voor verificaties van de, in het NEa register (REV), opgevoerde brandstofleveringen aan de sectoren zee- en binnenvaart komt op 1 mei te liggen. Dit betekent dat de resultaten van die verificatie voor 1 mei door de verificateur in het REV geregistreerd moeten zijn. Deze deadline geldt ook voor de andere verificaties en verandert niet ten opzichte van de huidige (HBE-)systematiek.

Deze data gelden voor het eerst vanaf 2027 over de brandstofleveringen die in 2026 plaatsvonden.

DatumActie
Vóór 1 maart                                         
  • Verplichtinghouders registreren brandstofleveringen uit het voorgaande kalenderjaar in het REV
  • Inboekers registreren leveringen hernieuwbare energie uit het voorgaande kalenderjaar in het REV (creatie van ERE’s)
  • Inboekers registreren RFNBO’s gebruikt in het productieproces van conventionele transportbrandstof en biobrandstof uit het voorgaande kalenderjaar in het REV (creatie van RARE’s)
Vóór 1 april
  • Verplichtinghouders moeten voldoende ERE’s per soort en sector op hun rekening in het REV hebben staan om te voldoen aan hun brandstoftransitieverplichting
1 april
  • Het aantal ERE’s per soort en sector ter hoogte van de brandstoftransitieverplichting wordt afgeschreven van de rekening van de verplichtinghouders.
  • Een eventueel overschot kan gespaard worden tot het spaarlimiet. Spaarsaldo boven de spaarlimiet vervalt
Vóór 1 mei
  • Verificateurs registreren de resultaten van de verificatie van de brandstofleveringen aan de sector binnenvaart en/of zeevaart in het REV
  • Inboekverificateurs registreren de resultaten van de inboekverificatie in het register
  • Verificateurs registreren de resultaten van de verificatie van RARE’s in het REV