Tegenover iedere inboeking van een vloeibare biobrandstof dient ook een daadwerkelijke fysieke levering van die biobrandstof te staan. De inboeker moet dit kunnen aantonen met behulp van monstername en analyse. Voor iedere ingeboekte levering moeten er dus analyseresultaten overlegd kunnen worden die de fysieke biogeniteit van die levering aantonen.

Dit betekent niet per se dat er monstername op iedere individuele uitgaande (bunker)levering moet plaatsvinden. De inboeker kan zelf bepalen op welk niveau de monstername plaatsvindt, zo lang hij (eventueel in combinatie met overpomp- en opslagboekhouding) aan kan tonen dat de analyseresultaten betrekking hebben op de ingeboekte geleverde brandstof. Bijvoorbeeld per inkomende levering, op de opslag- of blendtank of op de uitgaande levering.