Alle EU-lidstaten zijn verplicht om zich in te spannen voor een toenemend aandeel hernieuwbare energie in het vervoer. Daarbij zijn brandstofleveranciers verplicht om de uitstoot van broeikasgas van hun brandstoffen met 6% te verminderen. Voor deze verplichtingen gelden Europese richtlijnen. EU-lidstaten bepalen zelf hoe zij de implementatie van deze verplichtingen nationaal organiseren.
Systematiek Energie voor Vervoer
In Nederland zijn deze verplichtingen omgezet in de wet- en regelgeving (systematiek) Energie voor Vervoer. De verplichting voor een toenemend aandeel hernieuwbare energie in vervoer wordt de jaarverplichting genoemd, de verplichting om de broeikasgasuitstoot te verminderen de reductieverplichting. In de systematiek is ook rekening gehouden met de Nederlandse ambities op het gebied van hernieuwbare energie in vervoer uit het Klimaatakkoord.
De Europese Commissie verplicht haar lidstaten om zich in te spannen voor een toenemend aandeel hernieuwbare energie in het vervoer. Aan brandstofleveranciers legt zij daarnaast de verplichting op om de broeikasgasuitstoot van hun brandstoffen vanaf 2020 met 6% te verminderen. Naast de bijdrage aan de klimaatdoelstellingen, is de reden hiervoor het zeker stellen van de energievoorziening in de Europese Unie. De doelstellingen en bijbehorende vereisten zijn vastgelegd in de Richtlijn hernieuwbare energie en de Richtlijn brandstofkwaliteit.
Op het gebied van hernieuwbare energie in vervoer en de bijbehorende broeikasgasreductie heeft Nederland ook eigen ambities. Deze zijn vastgelegd in het Klimaatakkoord. Naast het feit dat de ambities uit het Klimaatakkoord hoger zijn dan de Europese richtlijnen, bevat het Klimaatakkoord ook een aantal specifieke randvoorwaarden voor de inzet van hernieuwbare energie in vervoer.
Nederland heeft de doelstellingen en eisen uit de twee Europese richtlijnen en het Klimaatakkoord omgezet in nationale wet- en regelgeving. Dit betreft de Wet milieubeheer hoofdstukken 9.7 en 9.8, het Besluit Energie voor Vervoer en de Regeling Energie voor Vervoer.
Duurzaamheid biobrandstoffen
De inzet van biobrandstoffen is een belangrijke manier om aan de doelstellingen voor hernieuwbare energie te voldoen. Voorwaarde om mee te tellen voor de doelstellingen is dat de ingezette biobrandstoffen duurzaam is. Er gelden duurzaamheidseisen volgens de Richtlijn hernieuwbare energie.
Certificering is een belangrijke voorwaarde om aan te tonen of geleverde biobrandstoffen voldoet aan de duurzaamheidseisen. Bedrijven die biobrandstoffen leveren moeten gecertificeeed zijn door duurzaamheidssystemen (voluntary schemes), die erkend zijn door de Europese Commissie. Bekijk ook duurzaamheid biobrandstoffen voor meer informatie.
Dubbeltelling biobrandstoffen
Lidstaten mogen ervoor kiezen om de energie-inhoud van biobrandstoffen die gemaakt zijn van specifiek genoemde grondstoffen dubbel te tellen voor het behalen van hun doelstellingen. Deze grondstoffen zijn benoemd in bijlage IX van de Richtlijn hernieuwbare energie.
In Nederland is gekozen voor dubbeltelling. Dit geldt alleen voor biobrandstof met een dubbeltellingverklaring. Deze verklaring bewijst dat de dubbeltelling is bevestigd door een onafhankelijke verificateur en voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Bekijk grondstoffen en dubbeltelling voor meer informatie.
Bedrijven die brandstoffen leveren aan vervoer moeten een jaarlijks toenemend aandeel hernieuwbare energie leveren, oplopend van 17,9% in 2022 naar een voorgenomen 28,4% in 2024 (voor de jaren erna wordt de hoogte nog vastgesteld vanwege RED III) . Dit is de jaarverplichting die betrekking heeft op met name benzine en diesel die zijn geleverd in Nederland.
Om het gebruik van bepaalde grondstoffen of vormen van hernieuwbare energie te bevorderen en anderen juist te ontmoedigen, is de totale jaarverplichting onderverdeeld met een subdoelstelling en limieten;
een subdoelstelling voor de inzet van geavanceerde biobrandstoffen (gemaakt van specifieke afvalstromen en residuen), oplopend van 1,8% in 2022 naar 7% in 2030
een vaste limiet voor de inzet van conventionele biobrandstoffen (uit voedsel- en voedergewassen) van 1,4%
een vaste limiet voor de inzet van biobrandstoffen uit gebruikte oliën en vetten van 10%.
De verplichting voor een toenemende inzet van hernieuwbare energie in vervoer en de onderverdeling naar subdoelstelling en limieten zijn afkomstig uit de Europese Richtlijn hernieuwbare energie (RED). De hoogte van het verplichte totaalaandeel van 28% in 2030 is echter mede gebaseerd op het Nederlandse Klimaatakkoord en ligt daarmee ruim boven het minimale aandeel van 14% dat Europa aan Nederland verplicht. Ook de doelstelling voor de inzet van geavanceerde biobrandstoffen is met 7% in 2030 fors hoger dan de Europese verplichting van 3,5%.
De limiet voor de inzet van conventionele biobrandstoffen is vooralsnog vastgesteld op basis van de inzet ervan in Nederland in 2020. Aanvullend op de limiet voor de inzet van conventionele biobrandstoffen is in het Klimaatakkoord afgesproken om geen biobrandstof uit palmolie of soja in te zetten voor het behalen van de verplichte aandelen.
Naast de verplichte aandelen hernieuwbare energie moeten bedrijven die brandstoffen leveren aan vervoer de broeikasgasuitstoot van hun brandstoffen met 6% verminderen ten opzichte van de uitgangswaarde voor 2010. Deze eis en de uitvoering ervan komen voort uit de Europese Richtlijn brandstofkwaliteit (Fuel Quality Directive, FQD) en de Uitvoeringrichtlijn brandstofkwaliteit.
De inzet van hernieuwbare energie voor vervoer levert een belangrijke bijdrage aan het reduceren van de broeikasgasuitstoot. De broeikasgasemissies van bijvoorbeeld biobrandstoffen en elektriciteit zijn namelijk lager dan die van fossiele brandstoffen.
Uitvoering met marktmechanisme
In de systematiek Energie voor Vervoer staat een marktmechanisme met “Hernieuwbare brandstofeenheden” (HBE's) centraal. Zowel de jaarverplichting als de reductieverplichting wordt uitgedrukt in een benodigde hoeveelheid HBE's. Bedrijven met een verplichting moeten ervoor zorgen dat ze jaarlijks vóór 1 mei voldoende HBE’s op hun rekening in het Register Energie voor Vervoer (REV) hebben staan om aan de verplichtingen te voldoen.
HBE's ontstaan als bedrijven hernieuwbare energie leveren en deze leveringen inboeken in het REV. Bedrijven met een verplichting kunnen ervoor kiezen om in te boeken en zo HBE's te verkrijgen, of HBE's van andere bedrijven te kopen. De Nederlandse overheid zet hiermee een handelssysteem in, waarbij de deelnemers gezamenlijk op de meest kosteneffectieve wijze hun verplichte aandeel hernieuwbare energie kunnen leveren.
Op de pagina "Marktmechanisme en HBE's" staat meer informatie over de werking van het marktmechanisme, de deelnemers en de HBE's.