De jaarverplichting en de reductieverplichting zijn van toepassing op de brandstofleveringen van een bedrijf.
De reikwijdte van beide verplichtingen is echter niet gelijk. De leveringen die onder de reikwijdte van de jaarverplichting vallen heet “levering tot eindverbruik”, de leveringen onder de reikwijdte van de reductieverplichting “uitslag tot vervoersverbruik”. Onderstaande tabel geeft weer op welke brandstofleveringen de verplichtingen van toepassing zijn:
Brandstoflevering en verplichtingen
Jaarverplichting
(levering tot eindverbruik)
Reductieverplichting
(uitslag tot vervoersverbruik)
Brandstof
Diesel
Benzine
Zware stookolie
Diesel
Benzine
(LPG/LNG/CNG - vrijwillig *)
Bestemming / gebruik in NL
Alle bestemmingen, met uitzondering van zeevaart en binnenvaart
Wegvoertuigen
Niet voor de weg bestemde mobiele machines
Binnenvaartschepen **
Landbouwtrekkers en bosbouwmachines
Pleziervaartuigen wanneer die niet op zee varen
* Bedrijven zijn niet verplicht om leveringen van LPG/LNG/CNG op te voeren omdat deze “betere fossiele brandstoffen” als een aftrekpost fungeren en daarmee de reductieopgave verlagen. Zie ook bij deze pagina over de reductieverplichting.
** Leveringen van benzine/diesel aan de binnenvaart zullen voor 2025 nog niet onder de reductieverplichting vallen (zie ook deze brief).
Bij de brandstofleveringen gaat het om de leveringen die zijn uitgeslagen tot verbruik zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns.
Verder wordt in bovenstaande tabel met benzine, diesel en zware stookolie bedoeld:
Benzine: ongelode lichte olie of minerale olie die volgens het tarief van ongelode lichte olie belast is.
Diesel: gasolie of minerale olie die volgens het tarief van gasolie belast is.
Zware stookolie wordt bedoeld: zware stookolie die volgens het tarief van zware stookolie belast is.
De verplichtingen zijn van toepassing op het volledige volume uitgeslagen brandstof, dus inclusief de eventueel bijgemengde biocomponent.
Als de levering tot eindverbruik in een kalenderjaar minder dan 500.000 liter bedraagt, dan heeft het bedrijf geen jaarverplichting. Als de uitslag tot vervoersverbruik minder dan 500.000 liter bedraagt, dan heeft het bedrijf geen reductieverplichting.
In de regel zullen de meeste bedrijven te maken hebben met beide verplichtingen. Maar doordat er een verschil is tussen de reikwijdte van beide verplichtingen, kan het voorkomen dat sommige bedrijven wel een jaarverplichting hebben maar geen reductieverplichting. Dit zijn bijvoorbeeld bedrijven die alleen leveren aan niet-vervoersbestemmingen, zoals vaste installaties.
Bedrijven zijn verplicht om vóór 1 maart hun brandstofleveringen van het voorgaande kalenderjaar te registreren in het REV. Bedrijven moeten voor elke brandstof het maandelijkse volume van de brandstofleveringen en de bijbehorende bestemming registreren. Het gaat hierbij om het volledige volume uitgeslagen brandstof, dus inclusief de eventueel bijgemengde biocomponent. Aan de hand van de opgevoerde leveringen worden de hoogte van de jaarverplichting en van de reductieverplichting bepaald.
Bedrijven moeten dus voor elke maand opvoeren in het REV:
Het soort brandstof en de bijbehorende bestemming
Het geleverd volume:
Diesel, benzine, zware stookolie: in liters bij een temperatuur van 15°C
LNG en LPG: in kilogram (vrijwillige opgave)
CNG: Normaal kubieke meters (vrijwillige opgave)
Bij een afwijking van de accijnsopgave: de omvang en de verklaring voor de afwijking.
Het is niet toegestaan een volume diesel en benzine dat inclusief accijns is ingekocht en dat is ingeslagen in het AGP in mindering te brengen op de op te voeren brandstofleveringen als deze diesel en benzine onder schorsing van betaling van accijns is door geleverd aan een andere vergunninghouder AGP.
Accijnsaangifte en aftrekposten
Bedrijven geven de uitslag tot verbruik, zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van hun brandstoffen op aan de Belastingdienst.
De wet- en regelgeving voor Energie voor Vervoer gaat er van uit dat de hoeveelheden benzine, diesel en zware stookolie die zijn uitgeslagen tot verbruik en waarvoor bedrijven dus een accijnsaangifte moeten doen, volledig onder de reikwijdte van de verplichtingen vallen. De volumes benzine, diesel en zware stookolie van de accijnsaangiften zouden dus gelijk moeten zijn aan de volumes die in het REV moeten worden opgevoerd.
In uitzonderlijke situaties kan er sprake zijn van een afwijking tussen de accijnsaangiften en de opgave in het REV. Als dat het geval is, moet het bedrijf dat bij de registratie in het REV per maand aangeven. Het bedrijf zal moeten kunnen onderbouwen dat (een deel van) de levering niet onder de reikwijdte van de verplichtingen valt; dit gebeurt met ten minste een factuur en een betaalbewijs.
Voor LPG, LNG en CNG gaat de wet- en regelgeving voor Energie voor Vervoer er juist van uit dat de hoeveelheden van de accijnsaangifte níet zijn geleverd aan een vervoersbestemming van de reductieverplichting. Dit komt omdat deze als “betere fossiele brandstoffen” voor een lagere reductieverplichting kunnen zorgen (zie ook bij Reductieverplichting hieronder). Als een bedrijf toch LPG, LNG of CNG wil opvoeren om de reductieverplichting te verlagen, dan moet zij kunnen onderbouwen dat de levering wel zo’n vervoersbestemming had; ook dit gebeurt met ten minste een factuur en een betaalbewijs.
Belang van correcte registratie
Bedrijven moeten vóór 1 maart hun brandstofleveringen van het voorgaande kalenderjaar in het REV opvoeren. De opgevoerde gegevens zijn vóór die datum nog te wijzigen door het bedrijf. Daarna liggen de gegevens vast en worden deze gehanteerd om de hoogte van de verplichtingen vast te stellen.
Het is belangrijk dat de gegevens vóór de uiterste registratiedatum correct zijn geregistreerd. De NEa zal alleen in uitzonderlijke situaties overgaan tot het corrigeren van registraties in het voordeel van bedrijven. Bedrijven die brandstof leveren aan bestemmingen die buiten de verplichtingen vallen, moeten die dus al voor de deadline verwerken in het register. De NEa doet geen bijstellingen die leiden tot lagere verplichtingen bij incorrecte registratie door het bedrijf.
Het is daarom van belang dat bedrijven de administratieve processen zo inrichten, dat de gegevens volledig en juist kunnen worden ingevoerd. Ook de fiatteursrol in het REV kan helpen bij een correcte opgave. Als de rekeninghouder één of meerdere fiatteurs heeft toegewezen, zal een tweede paar ogen de opgevoerde gegevens moeten goedkeuren alvorens deze definitief zijn geregistreerd. Zie deze pagina voor meer informatie over de fiatteursrol in het REV.
Ambtshalve vaststelling bij onvolledige registratie
Mocht een bedrijf niet vóór 1 maart de brandstofleveringen hebben opgevoerd in het REV, dan zal de NEa zelf een hoeveelheid brandstof vaststellen (“ambtshalve vaststellen”) aan de hand van gegevens van de Belastingdienst.
Ook als op een later moment (bijvoorbeeld tijdens een inspectie) blijkt dat de brandstofleveringen onjuist zijn geregistreerd, kan de NEa overgaan tot het ambtshalve vaststellen van de juiste hoeveelheid. De NEa kan dit doen tot 5 jaar na het kalenderjaar waarop de hoeveelheid betrekking heeft.
Rekening in het Register Energie voor Vervoer
Bedrijven hebben een rekening in het REV nodig om de brandstofleveringen te kunnen registreren. Aan de hand van gegevens van de Belastingdienst en de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten (SAB) heeft de NEa inzicht in de bedrijven die onder de verplichtingen Energie voor Vervoer vallen en een rekening in het REV nodig hebben.
De NEa probeert om ruim voor het einde van het kalenderjaar contact op te nemen met de bedrijven die volgens de gegevens van de Belastingdienst en/of SAB een verplichting hebben, maar nog niet beschikken over een rekening in het REV. De verantwoordelijkheid om tijdig een rekening te hebben en te voldoen aan de verplichtingen ligt echter bij de bedrijven. Bedrijven die denken een verplichtingen te hebben, maar die nog geen rekening in het REV hebben kunnen zich melden via: info@emissieautoriteit.nl