Het belangrijkste onderdeel van CBAM is de opgave van de CO2-emissie die is uitgestoten bij de productie van ingevoerde goederen. Deze emissies noemen we de ingebedde emissies en deze moeten in de CBAM-aangifte staan.

De ingebedde emissies bestaan uit:

  • Directe emissies: emissies uit de productieprocessen van goederen, inclusief emissies uit de productie van verwarming en koeling die tijdens de productieprocessen zijn verbruikt. Hieronder vallen ook de emissies uit de productie van verwarming en koeling op een andere locatie, als de verwarming of koeling tijdens de productieprocessen zijn verbruikt
  • Indirecte emissies: emissies uit de opwekking van elektriciteit die is verbruikt tijdens de productieprocessen van goederen
  • Directe en indirecte emissies van gebruikte inputmaterialen (precursoren): in sommige gevallen moeten ook de directe en indirecte emissies van de productie van gebruikte inputmaterialen (precursoren) worden meegerekend. Precursoren zijn materialen die worden gebruikt in het productieproces, bijvoorbeeld als grondstof of hulpstof. Als deze materialen zelf ook aangemerkt zijn als CBAM-goederen, zijn de directe en indirecte emissies van de productie van deze materialen onderdeel van de ingebedde emissies

Voor de CBAM-goederen gietijzer, ijzer en staal, aluminium en waterstof moeten alleen de directe emissies in de CBAM-aangifte staan.

Voor de CBAM-goederen cement en meststoffen moeten de directe én de indirecte emissies worden aangegeven.

Hoe kan de importeur de ingebedde emissies bepalen?

Voor het bepalen van de ingebedde emissies in de CBAM-aangifte zijn er drie mogelijkheden:

  1. Als de producent buiten de EU zijn/haar productie-installatie vrijwillig heeft geregistreerd, kunnen de gegevens door de importeurs opgevraagd worden in het CBAM-register
  2. De importeur vraagt informatie over de werkelijke ingebedde emissie van het productieproces op bij de producent(en) en laat deze verifiëren
  3. De importeur gebruikt de standaardwaarden die worden vastgesteld door de Europese Commissie

Vrijwillige registratie van de productie-installatie

Productie-installaties in derde landen kunnen zich bij de Europese Commissie melden en vervolgens de emissiegegevens van hun producten registreren in het CBAM-register. Importeurs in de EU die producten van geregistreerde installaties invoeren, kunnen de emissiecijfers dan overnemen in hun CBAM-aangifte via het CBAM-register. Als een producent uit een derde land zich in het CBAM-register heeft geregistreerd, wordt het voor de CBAM-aangever dus eenvoudiger om CBAM-aangifte te doen. Verificatie van de gegevens is dan niet meer nodig.

Op de website van de Europese Commissie is hier meer informatie over te vinden. Daar staat ook informatie voor producenten die zich willen registreren in het CBAM-register. Het is belangrijk dat u uw leverancier wijst op deze mogelijkheid.

De werkelijke ingebedde emissies

Als de importeur de werkelijke ingebedde emissies wil gebruiken in de CBAM-aangifte, moet hij of zij deze informatie krijgen van de producent(en) van de CBAM-goederen. De producent moet de directe emissies van de productie-installatie dan berekenen op basis van primaire gegevens, zoals het brandstofverbruik in de installatie, de procesemissies en het gebruik van grondstoffen.  

Alleen van de CBAM-goederen in de categorieën cement en meststoffen moeten ook de indirecte emissie worden opgegeven. Dit zijn de emissies die zijn ontstaan bij de productie van de elektriciteit die is gebruikt in het productieproces. Voor het bepalen van de indirecte emissies moeten standaardwaarden worden gebruikt die representatief zijn voor de elektriciteit uit het net in het land van oorsprong. De werkelijke indirecte emissies mogen gebruikt worden als er een rechtstreeks technisch verband kan worden aangetoond met de elektriciteitsopwekker of als er een overeenkomst is voor de aankoop van elektriciteit.

Standaardwaarden

Er mogen voor de aangifte ook standaardwaarden worden gebruikt voor de emissiecijfers. De standaardwaarden voor de definitieve periode moeten nog worden vastgesteld door de Europese Commissie. De standaardwaarden worden per land of per regio vastgesteld, op basis van de aard van de productie in dat land. 

Om te voorkomen dat de standaardwaarden te laag zijn, wordt wel een opslag toegepast. Het gebruik van standaardwaarden kan dus ongunstig zijn als de werkelijke emissies van de productie-installatie lager zijn dan de standaardwaarden. 

Emissies van ingevoerde elektriciteit

Als elektriciteit wordt ingevoerd als CBAM-goed, moeten de ingebedde emissies in beginsel worden bepaald met standaardwaarden. Deze waarden (in ton CO2/MWh) worden vastgesteld voor een derde land, een groep van landen of een specifieke regio in een derde land. 

De importeur van elektriciteit mag de werkelijke ingebedde emissies alleen toepassen als er voldaan wordt aan een aantal voorwaarden die zijn opgenomen in bijlage IV van de CBAM-verordening.

Samengevat zijn deze :

  • De elektriciteit valt onder een stroomafname-overeenkomst tussen de CBAM-aangever en de elektriciteitsproducent
  • De productie-installatie is rechtstreeks aangesloten op het transmissiesysteem van de EU, of er kan worden aangetoond dat er geen sprake is van congestie
  • De uitstoot van de productie-installatie is niet meer dan 550 gram CO2/KWh
  • De hoeveelheid elektriciteit is definitief genomineerd aan de toegewezen interconnectiecapaciteit voor alle relevante transmissiesystemen.  

Op de website van de EU vindt u meer informatie en een link naar een webinar over de import van elektriciteit.