Het monitoringsplan (MP) vormt de kern van de vergunningsaanvraag. In het monitoringsplan legt de brandstofleverancier vast hoe de emissies van de brandstoffen, die worden geleverd voor eindverbruik aan de EU ETS-2-sectoren, zijn bepaald. Brandstofleveranciers moeten een monitoringsplan opstellen en dit ter goedkeuring voorleggen aan de NEa. De brandstofleverancier moet het monitoringsplan actueel houden, zodat het altijd de feitelijke situatie beschrijft.

Inhoud monitoringsplan

In het monitoringsplan moet u op hoofdlijnen de volgende informatie opnemen:

  • De brandstofleverancier (gereglementeerde entiteit) en zijn activiteiten
  • De wijze van berekening van de emissies per brandstofstroom
    ⇒ Formule
    ⇒ Databronnen voor waarden van variabelen
  • Een risicobeoordeling
    ⇒ Welke risico’s zijn aanwezig en hoe worden deze beheerst?
  • Een verwijzing naar en korte beschrijving van relevante procedures

Hoofdlijnen monitoringssystematiek

De monitoringsmethodiek beschrijft u per brandstofstroom (ook wel: fuel stream). Een brandstofstroom wordt afgebakend door:

  • Het type brandstof (bijvoorbeeld diesel of aardgas)
  • De distributiemethode (bijvoorbeeld via pijpleiding, vrachtauto)
  • De sectoren waarin het eindgebruik van de brandstof plaatsvindt (bijvoorbeeld wegtransport, gebouwde omgeving of industrie)

Het is dus goed mogelijk dat 1 type brandstof (zoals diesel) in het monitoringsplan opgedeeld wordt in meerdere brandstofstromen, bijvoorbeeld vanwege verschillende distributiemethoden. Ook voor brandstoffen die deels of volledig uit biomassa bestaan moet in het monitoringsplan de monitoringsmethodiek worden beschreven.

De emissies worden in alle gevallen bepaald op basis van een berekening. De basisformule voor het bepalen van emissies in EU ETS-2 is:

CO₂-emissie (in ton CO₂) = Activiteitsgegevens (in TJ) * emissiefactor (in ton CO₂/TJ)

Emissiefactor

De brandstofstromen worden vermenigvuldigd met standaard emissiefactoren (ton CO₂/eenheid), tenzij een analyse van specifieke brandstoffen nauwkeuriger is. Brandstoffen die voldoen aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductie-criteria van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED) moeten wel worden gemonitord, maar dragen uiteindelijk niet bij aan de emissies die worden gerapporteerd. Meer informatie over het gebruik van biomassa in EU ETS-2

Beeld: © NEa / NEa

In de commerciële brandstoffenlijst staat een overzicht van alle brandstoffen waarvoor u voor de stookwaarde en emissiefactor gebruik kan maken van de standaardwaarden op de Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2 emissiefactoren.

Monitoringsregels & hulpmiddelen

De Europese Commissie heeft geharmoniseerde regels vastgesteld voor de wijze waarop brandstofleveranciers de emissies moeten monitoren en rapporteren. Deze regels zijn vastgelegd in de Europese Verordening voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen (MRV).

In de verordening staan de regels voor het verzamelen, berekenen en vastleggen van emissiegegevens. Daarnaast heeft de Europese Commissie een Guidance Document gepubliceerd. Verder heeft de NEa ook een checklist geschreven als hulp voor het invullen van het monitoringsplan en voorbeelden van monitoringsplannen en een referentiedocument. Voor brandstofleveranciers die <100 CO2  per jaar produceren gelden uitzonderingsregels voor mini emittenten.

Uitwerking regelgeving voor Nederland: voor sommige onderwerpen zijn aanvullende monitoringsregels vastgelegd in de Regeling handel in emissierechten. Dit betreft dan zaken die in elk land specifiek mogen of moeten worden geregeld.