Met de invoering van de herziene Europese richtlijn hernieuwbare energie (RED3) stuurt de Nederlandse wet en regelgeving op gereduceerde ketenemissiesen en niet meer op geleverde hernieuwbare energie. Hierdoor verandert de HBE naar een Emissiereductie-eenheid (ERE).
Omdat het proces van wet- en regelgeving nog loopt, is de informatie op deze pagina niet definitief. Dit betekent dat de regelgeving die straks inwerking treedt kan afwijken van de informatie op deze pagina’s. De huidige webpagina's zijn gebaseerd op de informatie zoals die bij de NEa bekend is. De NEa probeert deze informatie zo actueel mogelijk te houden.
ERE vervangt HBE
De verplichting voor brandstofleveranciers verandert van een jaarlijks toenemend verplichte hoeveelheid hernieuwbare energie (GJ) naar een verplichte hoeveelheid CO2-equivalent-ketenemissiereductie. Dit betekent ook het einde van de hernieuwbare brandstofeenheid (HBE) en de introductie van de emissiereductie-eenheid (ERE).
Een ERE staat voor 1 kg CO2eq-emissiereductie in de keten ten opzichte van de fossiele referentie.
In de nieuwe systematiek is de emissiereductie van hernieuwbare energie leidend. Hierdoor veranderen de berekeningen om de hoogte van de verplichting en aantal bij te schrijven eenheden van een inboeking te bepalen.
Nieuw: eenheden voor RFNBO's en elektriciteit
Vanwege de nieuwe systematiek moeten brandstofleveranciers aan subdoelen voldoen en binnen gestelde limieten moeten blijven. Deze zijn erop gericht om gebruik van bepaalde grondstoffen voor biobrandstoffen of bepaalde vormen van hernieuwbare energie te bevorderen en anderen juist te ontmoedigen.
Nieuwe eenheid voor subdoel RFNBO's
Naast een subdoel voor geavanceerde biobrandstoffen (die ook in het huidige systeem is gesteld) geldt er straks ook een subdoel voor de inzet van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO's). Voor deze subdoelstelling is een nieuw soort eenheid nodig: ERE-R(FNBO). Dit betekent dat een brandstofleverancier met een verplichting een minimaal aantal ERE-R op zijn rekening moet hebben staan. ERE-R ontstaat door het inboeken van leveringen van bijvoorbeeld hernieuwbare waterstof of hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zoals e-fuels.
Nieuwe eenheid voor elektriciteit
Inboeken van elektriciteit kan in het huidige HBE-systeem al en levert HBE-overig op. In het nieuwe systeem leveren inboekingen van elektriciteit ERE-E(lektriciteit) op. Deze nieuwe eenheid is geïntroduceerd om te anticiperen op een mogelijke koppeling met ETS-2. Het is echter nog niet duidelijk of er een dergelijke koppeling zal komen. Voor ERE-E geldt geen subdoel of limiet.
Overige ERE-soorten
Naast de subdoelen voor de inzet van RFNBO's (ERE-R) en geavanceerde biobrandstoffen (ERE-G) blijven ook het nieuwe systeem limieten bestaan op de inzet van biobrandstoffen uit conventionele grondstoffen (ERE-C) en voor biobrandstoffen op basis van Bijlage IX, deel B (ERE-B).
Daarnaast blijft er een categorie ‘overig’ (ERE-O), voor inboekingen van biobrandstoffen van hele specifieke afvalstromen of gewassen. Net als elektrictiteit (ERE-E) geldt er voor ERE-O geen limiet of subdoel.
De subdoelen en limieten verschillen per sector. Meer hierover staat op deze webpagina.
Eenheden uit raffinageroute
Producenten van conventionele transportbrandstoffen en biobrandstoffen die waterstof in hun proces gebruiken kunnen deze vanaf 2026 inboeken. Dit levert ze raffinage-reductieeenheden op (RARE’s). Deze RARE’s kunnen door brandstofleveranciers worden ingezet om te voldoen aan hun RFNBO-verplichting. Meer informatie hierover staat op deze pagina.
Rekenen met ERE’s
Omdat er in de nieuwe systematiek gekeken wordt naar emissies en niet zozeer naar de energie-inhoud, verandert de rekenmethode om de hoogte van de verplichting en de 'opbrengst' van inboekingen te bepalen
De ERE-systematiek vraagt om een zorgvuldige planning om aan uw verplichting te voldoen. In tegenstelling tot de huidige situatie levert een biobrandstof namelijk niet altijd meer een vast aantal eenheden op. Het is verstandig hier rekening mee te houden.
Het nieuwe systeem is gebaseerd op CO2-ketenemissiereductie waardoor de emissiewaarde op het bewijs van duurzaamheid centraal staat. Op basis van deze waarde wordt het aantal ERE’s uit een inboeking bepaald.
(Standaard)waardes en berekeningen
Voor sommige grondstof-brandstofcombinaties zijn er standaardwaardes voor deze emissiereductie beschikbaar, deze zijn op Europees niveau vastgelegd in de RED.
Voor veel grondstof-brandstofcombinaties zullen de partijen in de keten echter de daadwerkelijke emissiereductie zelf moeten berekenen volgens de regels uit de RED en Implementing Regulation 2022/996.
Ook in ketens waar een standaardwaarde beschikbaar is, is het toegestaan zelf de daadwerkelijke waarde te berekenen, in veel gevallen is dat gunstiger dan de standaardwaarde. In gevallen dat er zelf berekend wordt, kan het aantal ERE’s per levering variëren.
Het aantal ERE dat nodig is voor de brandstoftransitieverplichting vanaf 2026 kan een brandstofleverancier berekenen met de onderstaande formule. Hierbij geldt dat per sector de totale energie-inhoud van alle type brandstofleveringen samen wordt gebruikt. De verplichting is dus per sector en niet apart per type brandstof.
Onderstaande formule kan ook gebruikt worden om de hoogte van limieten en subdoelstellingen uit te rekenen. De totale verplichting en de subdoelstellingen worden afgerond naar boven, de limieten worden afgerond naar beneden.
Jaarverplichting
Aantal benodigde ERE = verplichting [%] * (levering brandstoffen [l] * LHV brandstoffen [MJ/l]) * 94 [g/MJ] / 1000
Het verplichte reductiepercentage verschilt per jaar en per sector. Indien een brandstofleverancier in meerdere sectoren actief is, wordt de berekening voor elke sector apart uitgevoerd.
De omvang van de levering in liters voor elke geleverde brandstof binnen de reikwijdte van de verplichting (voor zware stookolie is de levering in kg).
94 is de Europees vastgelegde uitgangswaarde waartegen de reductie moet worden behaald (in g/MJ).
De LHV is de verbrandingswaarde van de brandstof. Voor benzine en diesel geldt een standaardwaarde, voor stookolie moet de brandstofleverancier de verbrandingswaarde zelf vast (laten) stellen.
de factor 1000 is nodig voor de omrekening van gram naar kg.
Vloeibare & gasvormige biobrandstoffen
Aantal ERE = omvang inboeking [l of kg] * LHV [MJ/l of MJ/kg] * (94 [g/MJ]- E [g/MJ]) / 1000
De omvang van de inboeking wordt in liters of kilogrammen genomen;
De LHV is de lagere verbrandingswaarde van de biobrandstof die u inboekt in MJ/l of MJ/kg. Afhankelijk van het soort biobrandstof geldt er een standaardwaarde of een zelf vastgestelde waarde;
94 is de Europees vastgelegde fossiele uitgangswaarde (in g/MJ) waartegen een biobrandstof of RFNBO reduceert;
De emissiefactor (E in de formule) is van de brandstof in g/MJ zoals op het bewijs van duurzaamheid staat. Afhankelijk van de grondstof-brandstof combinatie kunt u gebruik maken van standaardwaarden uit de RED of wordt dit in het kader van het duurzaamheidssysteem vastgesteld.
De factor 1000 is nodig voor de omrekening van gram naar kg.
Elektriciteit
Aantal ERE = levering [kWh] * aandeel hernieuwbaar [%] * 183 [g/MJ] * 3,6 [MJ/kWh] /1000
De levering is de hoeveelheid geleverde elektriciteit in kWh;
Het aandeel hernieuwbaar is het netgemiddelde of 100%, afhankelijk van of er hernieuwbaar opgewekte elektriciteit wordt geleverd aan vervoer of elektriciteit van het net;
183 is de Europees vastgelegde fossiele uitgangswaarde (in g/MJ), waartegen hernieuwbare elektriciteit reduceert.
3,6 is nodig voor de omrekening van kWh naar MJ;
1000 nodig is voor de omrekening van gram naar kg.
Op 1 mei 2026 zal de NEa de laatste jaarafsluiting op basis van HBE-regels uitvoeren. De spaartegoeden die daarna nog op rekening staan zal de NEa omzetten naar ERE’s. Hiervoor geldt een omrekenfactor van 46 ERE per HBE. Zie ook het item daarom in deze nieuwsbrief.
Om de ERE’s te verdelen over de verschillende sectoren wil het Ministerie voor elke soort HBE’s de verdeling naar de sectoren maken op basis van de inboekingen van 2025. Hierbij geldt de verdeling over de gehele markt en niet de bedrijfsspecifieke verdeling. Deze verdeling is pas in maart 2026 bekend. Omdat de sector luchtvaart verdwijnt, tellen leveringen aan deze sector hiervoor als sector land.