Installaties onder de CO2-heffing moeten elk jaar aangifte doen. Dat betekent dat elk jaar ook de rapportages moeten worden ingeleverd waarmee de grondslag van de heffing kan worden bepaald. De grondslag wordt bepaald op basis van de industriële emissies en het aantal dispensatierechten (DPR’s).

Monitorings- en rapportageverplichtingen

Voor de meeste installaties heeft u onder de CO2-heffing geen nieuwe monitoringsverplichtingen, omdat de benodigde gegevens al verzameld en gerapporteerd worden onder het EU ETS.

In onderstaande tabel kunt u zien welke verplichtingen gelden voor welke categorieën van installaties. Onder de tabel wordt toegelicht wat deze verplichtingen inhouden.

Verslag over het aantal dispensatierechtenIndustrieel emissieverslagIndustrieel monitoringsplanAangifte
ETS installaties met gratis toewijzing

Ja

Gegevens over activiteitsniveau uit activiteitsverslag

Ja

Gegevens over elektriciteitsproductie en stadsverwarming uit activiteitsverslag

Geen verificatie nodig

NeeJa
ETS installaties zonder gratis toewijzing

Nee

Geen dispensatierechten

Ja

Op basis industrieel monitoringsplan

Verificatie nodig

Ja

Omdat geen Monitoringsmethodologieplan en activiteitsverslag aanwezig is

Ja
Niet ETS installaties Lachgas

Ja

Gegevens uit industrieel emissieverslag

Ja

Op basis van een industrieel monitoringsplan

Verificatie nodig

Ja

Omdat geen monitoringsplan en ETS-verslag aanwezing is

Ja
Wanneer inleveren?Uiterlijk 31 maartUiterlijk 31 maartOp verzoek NEaUiterlijk 1 oktober

Verslag over het aantal dispensatierechten

Als exploitant bent u verplicht om jaarlijks na afloop van het belastingjaar een “verslag over het aantal dispensatierechten”  in te leveren, uiterlijk op 31 maart. In het verslag wordt aangegeven hoeveel DPR’s worden berekend op grond van de activiteitsniveaus, benchmark en reductiefactor. Voor ETS-installaties wordt daarbij gebruik gemaakt van de gegevens in het activiteitsverslag, zodat er nauwelijks additionele handelingen nodig zijn. Bij AVI’s en lachgasinstallaties worden gegevens uit het (historisch) industrieel emissieverslag gebruikt.

Het verslag over het aantal DPR’s hoeft niet te worden geverifieerd door een verificateur.

Het aantal DPR’s dat in het verslag is berekend, wordt na controle door de NEa vóór eind april gestort op de rekening van de installatie in het register dispensatierechten.

Industrieel emissieverslag

ETS-installaties

Niet alle emissies van ETS-installaties vallen onder de heffing. Emissies voor de opwekking van elektriciteit en de productie van warmte voor stadsverwarming in de energiesector zijn uitgezonderd van de heffing. Zie ook stroomschema.

Ook als u de exploitant van een ETS-installatie bent, moet u daarom een extra verslag inleveren: het industrieel emissieverslag. In dat emissieverslag zijn ook de uitgezonderde emissies van elektriciteitsopwekking en stadsverwarming opgenomen om vast te stellen hoe groot de industriële jaarvracht is die bepalend is voor de heffing.

In geval dat deze activiteiten niet in uw installatie voorkomen, is het industrieel emissieverslag alleen een bevestiging dat de gehele ETS-jaarvracht onder de heffing valt. Gebruik hiervoor het format voor het industrieel emissieverslag.

Voor ETS-installaties met een gratis toewijzing kunnen de benodigde gegevens worden overgenomen uit het activiteitsverslag. Daarom is verificatie in dat geval niet vereist.

Niet ETS installaties & ETS-installaties zonder gratis toewijzing

Voor deze installaties geldt dat alle CO2-emissies onder de heffing vallen. Voor deze installaties bent u voor de heffing daarom verplicht om een industrieel emissieverslag in te dienen dat aan de EU ETS eisen moet voldoen.

Industrieel monitoringsplan

Bij de installaties waar de industriële jaarvracht niet kan worden vastgesteld op basis van de bestaande monitoringsverplichtingen in het EU ETS, moet u in een industrieel monitoringsplan aangeven hoe de emissies worden gemonitord.

Voor niet ETS-installaties (AVI’s en lachgasinstallaties) moet u de totale CO2‑emissies registreren en monitoren volgens de eisen van de Europese Monitorings- en Rapportage verordening (MRV). Daarvoor moet u voor deze installaties beschikken over een door de NEa goedgekeurd industrieel monitoringsplan. In dit plan moet staan hoe de emissies bepaald, geregistreerd en gerapporteerd worden. Meer informatie over de eisen aan dit monitoringsplan vindt u op deze pagina.  

Een beperkt aantal ETS-installaties rapporteert niet over de elektriciteitsemissies omdat er geen gratis rechten zijn toegewezen. Bij deze installaties kan de industriële emissie niet altijd worden vastgesteld met de gegevens die al worden gemonitord en geregistreerd. Daarom moet u voor deze installaties, naast het bestaande monitoringsplan, beschikken over een door de NEa goedgekeurd industrieel monitoringsplan. Gebruik hiervoor het format voor het industrieel monitoringsplan voor ETS-installaties zonder toewijzing.

Aangifte

U moet uw aangifte uiterlijk 1 oktober van het jaar hebben gedaan. De aangifte bevat de grondslag die bestaat uit uw industriële emissies minus het aantal DPR’s dat op 1 september van dat jaar op de rekening van de installatie staat. Samen met het geldende tarief wordt de verschuldigde belasting hiermee berekend. Een overschot aan DPR’s leidt, indien van toepassing, tot een herberekening van de belasting in voorgaande belastingjaren.

Het aangiftetijdvak loopt jaarlijks van 1 september tot en met 1 oktober. Ook als uw bedrijf in een bepaald jaar geen belasting hoeft te betalen, bent u nog steeds verplicht aangifte te doen.

De belastingaangifte doet u in het CO2-heffingsregister (CHeR).

Er is geen aanvraag nodig voor het openen van een rekening in het CHeR. De NEa opent, voor de installaties die verplicht zijn een aangifte te doen, een rekening in het register waar de DPR’s gestort kunnen worden en waar overdracht kan plaatsvinden.