De CO2-heffing voor de industrie is in 2021 ingevoerd om emissiereductie in de Nederlandse industriesector te borgen. De CO2-heffing geldt voor Nederlandse bedrijven die ook onder het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) vallen. Daarnaast nemen nog een aantal installaties verplicht deel aan de CO2-heffing, zoals niet-ETS installaties die grote hoeveelheden N2O (lachgas) uitstoten en Afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s)
Voor de AVI’s valt alleen de uitstoot van CO2 onder de CO2-heffing. Eventuele uitstoot van andere broeikasgassen, zoals methaan en N2O dus niet.
Jaarafsluiting
De jaarafsluiting CO2-heffing is een onderdeel van de nalevingscyclus van de CO2-heffing industrie. De jaarafsluiting bestaat uit een aantal verplichtingen die jaarlijks terugkeren.
Voor installaties die onder de CO2-heffing vallen, moet u uiterlijk 31 maart een industrieel emissieverslag en een verslag dispensatierechten inleveren over het voorafgaande jaar. Op basis van deze rapportages wordt de grondslag van de heffing bepaald. Beide verslagen heeft de NEa gecombineerd in één format: het CO2-heffingsverslag.
Het format van het CO2-heffingsverslag dat AVI’s moeten gebruiken voor het aanleveren van de emissiecijfers vindt u hieronder.
Industriële jaarvracht
De industriële jaarvracht van een AVI is het totale aantal ton fossiele CO2-emissies. Deze is hetzelfde als de CO2-emissies die u opgeeft voor uw rapportageplicht onder het EU ETS. De uitzondering voor emissies die vrijkomen bij de productie van elektriciteit en stadsverwarming onder de CO2-heffing geldt niet voor AVI’s.
Dispensatierechten
Net zoals voor installaties onder het EU ETS, is een deel van de jaarlijkse CO2-uitstoot vrijgesteld van de CO2-heffing. De vrijgestelde uitstoot wordt over bedrijven verdeeld via dispensatierechten (DPR’s). De CO2-heffing volgt de EU ETS-systematiek om rekening te houden met verschillen in sectoren. De DPR’s worden net als in het EU ETS bepaald op basis van benchmarks en activiteitenniveaus. De ETS-benchmarks zijn een indicatie van de CO2-emissies die gepaard gaan bij de productie van een bepaald product op basis van de emissies van de 10% meest efficiënte bedrijven in de EU. Voor AVI’s zijn geen specifieke benchmarks vastgesteld. Daarom is het aantal dispensatierechten gebaseerd op de terugvaloptie voor procesemissies.
Doordat AVI’s de terugvaloptie voor procesemissies gebruiken, heeft de sector tot op heden relatief veel dispensatierechten gekregen vergeleken met andere bedrijven binnen de CO2-heffing. De Rijksoverheid wil met een aparte correctiefactor voor AVI’s deze installaties extra stimuleren om de CO2-emissies te verlagen. Deze correctiefactor komt bovenop de reductiefactor die voor alle installaties onder de CO2-heffing geldt. Deze correctiefactor is vastgelegd in de Wet milieubeheer. Hieronder staat een tabel met de correctiefactor voor AVI’s per jaar. Na 2030 blijft de correctiefactor voor AVI’s 0,4.
| 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
| 1 | 0,88 | 0,76 | 0,64 | 0,52 | 0,4 |
Hierdoor is de formule voor het berekenen van het aantal dispensatierechten voor AVI’s de volgende:
Dispensatierechten Jaar t = Procesemissie gerelateerd activiteitsniveau x procesemissiefactor x Reductiefactor jaar t x Correctiefactor voor AVI’s jaar t
Let op: De huidige procesemissiefactor is 0,97. Vanaf 2028 is deze 0,91.
Monitoring CO2-emissies
Vanaf 1 januari 2024 moet u voor AVI’s de CO2-uitstoot ook monitoren en registreren voor het EU ETS. De AVI’s hoeven onder het EU ETS niet jaarlijks emissierechten in te leveren en krijgen geen kosteloze toewijzing van emissierechten. In 2026 beoordeelt de Europese Commissie of de AVI’s vanaf 2028 volledig moeten meedoen aan het EU ETS.
De eisen die gesteld worden aan het vaststellen, registreren en rapporteren van de uitstoot voor de CO2-heffing zijn gelijk aan de eisen die nu ook gelden voor AVI’s onder het EU ETS zoals opgenomen in de monitoringsverordening (MRV). AVI’s hebben voor het EU ETS een monitoringsplan (MP) dat is goedgekeurd door de NEa en gebruiken deze ook voor de CO2-heffing. Het MP omvat de documentatie over de monitoringsmethodes en de vereiste procedures en bevat informatie waaruit blijkt dat de onzekerheidsdrempels worden nageleefd. Meer informatie over de monitoring van emissies vindt u bij EU ETS Stationair.
Voor de emissiefactoren en het aandeel biomassa wat is verbrand (biomassafractie) kunt u gebruikmaken van standaardwaarden voor categorieën van afvalstromen als de AVI niet in staat is de samenstelling van het afval zelf te bepalen of direct CO2-metingen in de rookgassen uit te voeren. Deze standaardwaarden stelt Rijkswaterstaat (Werkgroep Afvalregistratie) vast. De NEa publiceert deze voor alle jaren na 2014.
De NEa heeft een informatiedocument gemaakt met meer gedetailleerde uitleg over de monitoring van emissies voor de AVI’s.
Historisch emissieverslag
Alle AVI’s hebben een historisch emissieverslag ingeleverd bij de NEa. De historische emissies over de periode 2014-2020 zijn zo veel mogelijk gerapporteerd op basis van het goedgekeurde monitoringsplan. De historische emissies zijn het startpunt voor het bepalen van de hoeveelheid dispensatierechten voor de vrijstelling van de heffing.