Met de nieuwe systematiek van de brandstoftransitieverplichting veranderen er aspecten op het gebied van inboeken. Op deze webpagina leest u de belangrijkste veranderingen.
Vloeibare biobrandstoffen
In het huidige HBE-systeem kunnen biobrandstoffen geleverd aan de binnenvaart, zeevaart en luchtvaart HBE's opleveren zonder dat er een (jaar)verplichting tegenover deze leveringen staat.
Dat verandert vanaf 2026:
Vanwege de verbreding van de brandstoftransitieverplichting naar de zee- en binnenvaart, moeten er voor biobrandstofleveringen aan deze sectoren ook ERE's worden ingeleverd.
De sector luchtvaart maakt in zijn geheel geen onderdeel meer uit van de systematiek.
Dubbeltelling verdwijnt
Omdat het nieuwe systeem stuurt op emissies, zal de dubbeltelling op energie-inhoud bij bepaalde soorten biobrandstof verdwijnen. Verificaties op de productielocaties van biobrandstoffen zijn daarom niet meer nodig, ook niet om bijvoorbeeld de 'geavanceerdheid' van de biobrandstoffen aan te tonen. De enige uitzondering is de 'verificatie-biomassa' voor bio-LNG en bio-LPG.
Multiplier zeevaart verdwijnt
Omdat elke sector vanaf 2026 zijn eigen verplichting krijgt, is een multiplier voor zeevaartleveringen niet langer nodig.
Alhoewel er in de systematiek met ERE’s niet meer gewerkt wordt met dubbeltelling of sectorspecifieke rekenfactoren, geldt er wel een rekenfactor voor biobrandstoffen die vervaardigd zijn van dierlijk vet categorie 3. Deze factor bedraagt 0,5 waardoor de ‘ERE-opbrengst’ gehalveerd wordt.
Zeevaart
In de huidige systematiek komen voor de zeevaart alleen biobrandstofleveringen van het type geavanceerd (HBE-G) in aanmerking om ingeboekt te worden. In de vernieuwde systematiek mogen ook biobrandstoffen die de ERE-soort 'overig' opleveren ingeboekt worden. Dit betreft leveringen van biobrandstoffen gemaakt van bepaalde soorten afval die niet genoemd zijn in bijlage IX van de RED.
Binnenvaart
Vanaf 2026 is het niet meer mogelijk om leveringen van conventionele biobrandstoffen (ERE-C) aan de binnenvaart in te boeken.
Voor het inboeken van geleverde fysieke bio-LNG of bio-LPG gelden de inboekeisen van vloeibare biobrandstoffen. Eén van de inboekeisen is, dat de inboeker de massabalans als trader with storage over de laatste opslaglocatie moet voeren (zie ook 'basisprincipes blijven gelijk' hieronder). Vanaf 2026 is deze eis voor directe leveringen van geimporteerde bio-LNG / bio-LPG iets anders; de inboeker hoeft niet de massabalans te voeren over de laatste opslaglocatie maar moet een 'gewone' massabalans (als trader) voeren voor de brandstoffen die hij in eigendom heeft gedurende de periode tussen afname bij de productielocatie in het buitenland tot het moment leveren (uitslag tot verbruik) in Nederland.
Voor fysieke bio-LNG en bio-LPG geldt tevens een uitzondering van de manier waarop de inboeker moet aantonen dat zijn levering daadwerkelijk de biocomponent bevatte die hij heeft ingeboekt. Dit hoeft hij niet te doen door monstername en analyse, maar kan hij doen met een zogenaamde 'verificatie biomassa'. Deze verificatie vindt plaats op de productielocatie van de bio-LPG en bio-LNG en verschaft de inboeker een manier om aan te tonen dat hij een hoeveelheid vloeibare biobrandstof ter grootte van de inboeking heeft geleverd.
Alhoewel er op het gebied van inboeken van geleverde vloeibare biobrandstoffen het een en ander wijzigt vanaf 2026, is het belangrijk om te benadrukken dat de basiscriteria onveranderd blijven. Leveringen van vloeibare biobrandstoffen komen in aanmerking om ingeboekt te worden als het gaat om:
aan de Nederlandse markt geleverde
fysieke biobrandstoffen
die bewezen duurzaam zijn
Ad. 1 Leveren aan de Nederlandse markt
Met leveren aan de Nederlandse markt (voor de sectoren land en binnenvaart) wordt uitslag tot verbruik bedoeld. In bepaalde situaties vallen ook leveringen onder schorsing van betaling van accijns onder de noemer 'leveren aan de Nederlandse markt'. Dit is in het huidige systeem ook het geval en verandert waarschijnlijk niet. De nadere uitwerking van leveren aan de Nederlandse markt voor de sector zeevaart is nog niet geheel duidelijk. Een uitleg hierover volgt later.
Ad. 2 Fysieke werkelijkheid
Alleen vloeibare biobrandstoffen die fysiek aan de Nederlandse markt zijn geleverd mogen ingeboekt worden. Dat er daadwerkelijk sprake is van een fysieke hoeveelheid geleverde biobrandstof, moet de inboeker aantonen door middel van monstername en analyse.
Volledigheidshalve:
Een bewijs van duurzaamheid is geen geldige manier om aan te tonen dat er biobrandstof aanwezig was in een levering.
Monstername en analyse zijn ook nodig om de biocomponent van ingeboekte 'co-processed brandstoffen' aan te tonen. Dat is nu al zo, en blijft vanaf 2026 ook het geval.
Ad 3. Bewezen duurzaam
De vloeibare biobrandstof die wordt ingeboekt, moet duurzaam zijn en geleverd zijn vanaf een fysieke locatie waar de inboeker de massabalans van biobrandstoffen over beheert. Deze locatie moet de laatste locatie vóór levering aan de Nederlandse markt zijn. De inboeker moet voor deze locatie gecertificeerd zijn door een erkend duurzaamheidssysteem. Wil de inboeker de massabalans (als 'trader with storage') over de biobrandstoffen op deze laatste locatie voeren, dan moet hij eigenaar zijn van de biobrandstoffen op die locatie.
Vloeibare en gasvormige RFNBO's
Inboeken van van vloeibare en gasvormige RFNBO's (zoals e-fuels en waterstof) gebeurt niet meer met behulp van vergroening met GvO's. Bij het inboeken moet de niet-biologische oorsprong en de hernieuwbare aard van de brandstoffen worden aangetoond met behulp van bewijzen van hernieuwbaarheid. Die worden uitgegeven door gecertificeerde schakels in de leveringsketen. Het gaat daarbij om certificering door een door de Europese commissie erkend vrijwillig systeem voor het certificeren van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong.
Deze verandering is in 2025 al van kracht geworden en wordt in 2026 voortgezet. Voor hernieuwbare waterstof wordt de werkwijze uitgelegd op deze webpagina en voor vloeibare RFNBO’s op deze webpagina.
Vergroende LNG
Vanaf 2026 is het niet meer mogelijk om leveringen van fossiel LNG, die administratief (met GvO's) zijn vergroend, in te boeken.