Levert u brandstoffen aan de zeevaart? Dan heeft u vanaf 2026 te maken met de brandstoftransitieverplichting. Hier leest u meer over het systeem van de brandstoftransitieverplichting, en hoe u aan uw verplichting kunt voldoen.
Vanwege de brandstoftransitieverplichting moeten brandstofleveranciers hernieuwbare energie inzetten en zo de CO2-emissies in de vervoerssector verlagen. Tot en met 2025 geldt dat alleen leveranciers van brandstoffen aan landbestemmingen op deze manier verduurzamen, maar vanaf 2026 moeten brandstofleveranciers die brandstoffen leveren aan de sector zeevaart dat ook doen.
Beknopte uitleg brandstoftransitieverplichting
Het systeem van de brandstoftransitieverplichting is het Nederlandse stelsel van wet- en regelgeving dat als doel heeft om de Europese verduurzamingsdoelen voor de vervoerssector (Richtlijn hernieuwbare energie – RED3) en de klimaatambities voor vervoer uit het Nederlandse Klimaatakkoord te verwezenlijken.
De brandstoftransitieverplichting houdt in dat brandstofleveranciers de broeikasgasuitstoot van de door hun geleverde brandstoffen jaarlijks met een bepaald percentage moeten verminderen.
- Om de hoogte van de brandstoftransitieverplichting vast te stellen, moet een brandstofleverancier ieder jaar zijn brandstofleveringen bij de NEa registreren. Het NEa-register (REV) stelt dan vast hoe hoog de verplichting is.
- De verplichting wordt uitgedrukt in Emissiereductie-eenheden (ERE’s): 1 ERE staat voor 1 kg CO2 vermindering. Het REV berekent dus hoeveel ERE’s de brandstofleverancier nodig heeft, op basis van de door hem geregistreerde brandstofleveringen.
- De brandstofleverancier moet elk jaar het benodigde aantal ERE’s op zijn rekening in het NEa register hebben staan.
- De brandstofleverancier kan ERE’s verkrijgen door hernieuwbare energie, bijvoorbeeld biobrandstoffen, te leveren en te registreren (inboeken), bij de NEa.
- Maar hij kan er ook voor kiezen om aan zijn verplichting te voldoen door ERE’s te kopen van andere brandstofleveranciers.
De systematiek van de brandstoftransitieverplichting is een handelssystematiek en de ERE’s zijn verhandelbare eenheden. Een brandstofleverancier is dus niet verplicht om zelf biobrandstoffen bij te mengen om zijn emissies te verminderen en zo de benodigde ERE’s te verkrijgen. Hij kan er ook voor kiezen om ERE’s te kopen van anderen. Een brandstofleverancier moet zelf afwegen wat voor hem de beste keuze is.
Verplichting voor MARPOL brandstofleveranciers die BDN's opstellen
De levering van brandstoffen aan de zeevaart moet voldoen aan het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL). De brandstofleverancier moet op de brandstofleveringsnota (de Bunker Delivery Note -BDN-) verklaren daaraan te voldoen. Het is verboden een andere brandstof te leveren dan op de BDN staat, en daarmee is de BDN maatgevende informatie voor de brandstoflevering. De ILT houdt hierop toezicht. Meer informatie leest u op deze webpagina.
De brandstoffen die u levert aan zeeschepen waarvoor u een BDN moet opstellen, vallen onder de reikwijdte van de brandstoftransitieverplichting. Als het totaal geleverde volume waarvoor u BDN’s heeft opgesteld meer dan 500.000 liter in een kalenderjaar bedraagt, heeft u te maken met de brandstoftransitieverplichting. Blijft u in een kalenderjaar onder deze grens, dan geldt de brandstoftransitieverplichting (in dat kalenderjaar) niet.
Uw brandstofleveringen waarvoor u geen BDN hoeft op te stellen, zoals bijvoorbeeld het leveren aan binnenschepen of kleine pleziervaartuigen, vallen niet onder de reikwijdte van de brandstoftransitieverplichting zeevaart. Ook zijn hiermee bepaalde brandstoffen uitgesloten.
|
Aanpassing Besluit brandstoffen luchtverontreiniging
|
Mocht u twijfelen of u voor uw brandstofleveringen een BDN moet opstellen, dan kunt u het beste contact opnemen met ILT.
Nadere uitleg brandstoftransitieverplichting
Een brandstofleverancier met een brandstoftransitieverplichting moet elk jaar de CO2 uitstoot van brandstoffen die hij heeft geleverd met een bepaald percentage verminderen. De benodigde emissiereductie wordt beoordeeld op basis van alle emissies in de keten, dat betekent vanaf de winning van de grondstoffen tot en met de verbranding van de brandstof in het voertuig.
De hoogte van de verplichting zal in de loop der tijd toenemen. In 2026 moet in de zeevaart een ketenemissiereductie van 3,6% behaald worden. Dit loopt op tot een reductie van 8,2% in 2030.
- Deze reducties moeten grotendeels ingevuld worden door emissiereducties als gevolg van geleverde hernieuwbare energie in de zeevaartsector zelf, en door niet leveringen ervan in andere vervoerssectoren.
- De brandstoftransitieverplichting wordt uitgedrukt in Emissie Reductie Eenheden (ERE’s). 1 ERE staat voor 1 kg CO2-eq ketenemissiereductie.
- Om het gebruik van bepaalde grondstoffen voor biobrandstoffen of om bepaalde vormen van hernieuwbare energie te bevorderen en anderen juist te ontmoedigen, gelden er subdoelen en limieten. Afhankelijk van de grondstof die gebruikt is voor de geleverde biobrandstof of de soort hernieuwbare energie die is geleverd, ontstaan er diverse ERE-soorten die van toepassing zijn op de limieten en subdoelen (zie ook deze webpagina). Daarnaast zijn er ook ERE-soorten waarvoor geen subdoelen of limieten gelden.
Voor de brandstoftransitieverplichting sector zeevaart gelden de volgende doelen, subdoelen en limieten.
*Het subdoel voor RFNBO’s kan ook ingevuld worden met eenheden uit de raffinageroute (RARE’s). Het subdoel voor RFNBO’s wordt op nationaal niveau opgehoogd met 2 PJ vanwege een toezegging daartoe tijdens de wetsbehandeling. Op een later moment wordt duidelijk hoe dit vertaald wordt in de jaarlijkse reductiedoelstellingen voor het RFNBO-subdoel in elke sector. Duidelijk is wel dat het opgehoogde RFNBO-doel niet geheel ingevuld kan worden met RARE’s.
Hoe kom ik als brandstofleverancier aan ERE’s?
ERE's ontstaan als bedrijven hernieuwbare energie leveren en (kenmerken van) deze leveringen registreren in het REV. Dit heet inboeken. Een bedrijf dat inboekt heet een inboeker.
Bedrijven met een verplichting kunnen ervoor kiezen om zelf hernieuwbare energie te leveren en in te boeken en zo ERE's te verkrijgen, of om ERE’s te kopen van bedrijven die een ERE-overschot hebben. Een combinatie van beiden kan ook. De systematiek van de brandstoftransitieverplichting is dus een handelssysteem, en geen bijmengverplichting per bedrijf.
Inboeken
De volgende vormen van geleverde hernieuwbare energie geleverd aan vervoer kunnen ingeboekt worden:
- vloeibare en gasvormige biobrandstoffen;
- elektriciteit;
- vloeibare hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong (RFNBO’s / “E-fuels”) en waterstof.
Deze vormen van hernieuwbare energie kunnen aan diverse vervoersmiddelen geleverd worden. ERE’s kunnen dus in diverse sectoren gecreëerd worden. Maar een bedrijf met een brandstoftransitieverplichting voor zijn brandstofleveringen aan de binnenvaart, mag slechts in beperkte mate ERE’s inzetten die gecreëerd zijn door leveringen van hernieuwbare energie in een andere sector (zie ook de tabel bij 'Nadere uitleg brandstoftransitieverplichting' hierboven).
Om leveringen hernieuwbare energie in te kunnen boeken voor ERE’s, gelden er randvoorwaarden. Deze zijn er o.a. om te borgen dat de hernieuwbare energie daadwerkelijk geleverd is aan vervoer in Nederland en dat deze daadwerkelijk duurzaam/hernieuwbaar van aard was. Deze randvoorwaarden (inboekeisen) gaan gepaard met bepaalde kosten en administratieve lasten, die per energiedrager kunnen verschillen. Bij het maken van de afweging om ERE’s te verkrijgen door zelf in te boeken of door ERE’s te kopen van andere bedrijven, moet met deze administratieve lasten rekening worden gehouden.
|
Voorbeelden van kosten en administratieve lasten bij levering van vloeibare biobrandstoffen (niet uitputtend en hoeven niet altijd voor te komen)
|
Bij de afweging voor een bedrijf om in te boeken, moet het ook rekening houden met het NEa toezicht op de naleving van de inboekeisen. De NEa heeft namelijk de mogelijkheid om handhavend op te treden indien de inboeker niet aan de inboekeisen voldoet. Het is dus belangrijk om te beseffen dat inboeken een vrijwillige, maar niet vrijblijvende activiteit is en dat niet-naleving (financiële) consequenties kan hebben.
Kopen van ERE’s
Een bedrijf met een verplichting kan er voor kiezen ERE’s (deels) te kopen van andere bedrijven, in plaats van zelf ERE’s te creëren door hernieuwbare energie te leveren en in te boeken.
Bedrijven moeten zelf onderlinge afspraken maken over het verhandelen van ERE’s, ook over de prijzen ervan. De NEa heeft hier geen rol in. Binnen het REV kunnen bedrijven wel ERE’s naar elkaars rekening overboeken, maar de financiële afhandeling gaat buiten het REV om.
Om te weten welke bedrijven mogelijk ERE’s vragen of aanbieden, kan de NEa lijst met rekeninghouders geraadpleegd worden. Deze zal regelmatig ge-update worden. Daarnaast hebben brokers of handelaren zicht op de huidige markt. Enkelen daarvan zijn genoemd op deze webpagina.
Inboeken vloeibare biobrandstoffen
De basis vereisten voor het inboeken van leveringen van vloeibare biobrandstoffen zijn:
- De inboeker moet leveren aan de Nederlandse markt.
- Het moet daarbij gaan om fysieke biobrandstoffen.
- De inboeker moet bewijzen dat de geleverde biobrandstoffen duurzaam zijn.
Wat moet ik nu doen?
Op dit moment adviseert de NEa u zich vooral te verdiepen in de volgende vragen / onderwerpen:
Wat kunt u de komende tijd van de NEa verwachten?
- RED3 scheepvaart spreekuur
Van 12 november t/m 17 december 2025 is er iedere woensdag van 14:00 tot 1600 uur een RED3 scheepvaart spreekuur voor bedrijven die per 2026 een brandstoftransitieverplichting zeevaart en/of binnenvaart krijgen en bedrijven die leveringen vloeibare biobrandstoffen aan zeevaart en/of binnenvaart willen inboeken. U kunt tijdens dit spreekuur aan NEa adviseurs in 15 minuten uw vragen stellen over de aankomende verplichting en het inboeken van vloeibare biobrandstoffen. Inschrijven is mogelijk via de knop hieronder:
- Informatiebijeenkomst RED3 scheepvaart
Op 30 oktober 2025 organiseerde de NEa een informatiebijeenkomst voor brandstofleveranciers aan de zee- en binnenvaart. Tijdens deze bijeenkomst werd aandacht besteed aan de nieuwe verplichtingen voor brandstofleveranciers aan de zee- en binnenvaart, en het inboeken van leveringen vloeibare biobrandstoffen aan deze sectoren. Bekijk de presentaties en opnamen van dit event terug via: Informatiebijeenkomst RED3 scheepvaart terugzien - Informatiebijeenkomst RED3 vervoer
Op 23 juni organiseerde de NEa de informatiebijeenkomst RED3 vervoer.
Bekijk de presentaties en opnamen van dit event terug via: Informatiebijeenkomst RED3 vervoer terugzien
Aanvragen rekening
Bedrijven die vanaf 2026 nieuw zijn in de systematiek van de brandstoftransitieverplichting vanwege hun brandstofleveringen aan de zee- en binnenvaart, hebben een rekening in het REV nodig en moeten deze aanvragen bij de NEa:
Aanvragen rekening voor verplichtinghouders
- Het hebben van een rekening is een vereiste voor bedrijven met een verplichting. Deze bedrijven hebben een rekening met verplichtingfaciliteit nodig om aan hun verplichting te kunnen voldoen.
- Voor bedrijven die in 2025 al een jaarverplichting hadden (voor de sector land), wordt hun rekening in het register automatisch uitgebreid met de sectoren zeevaart en binnenvaart. Deze bedrijven hoeven dus geen rekeningaanvraag in te dienen.
- Voor het openen van een rekening neemt de NEa medio 2026 contact op met de bedrijven die in 2025 nog geen jaarverplichting hadden, maar vanaf 2026 wel een brandstoftransitieverplichting krijgen over hun brandstofleveringen aan de zee- en/of binnenvaart.
- Indien uw bedrijf verwacht een verplichting zeevaart en/of binnenvaart te krijgen, en u al direct na de opening van het register in juni 2026 toegang wilt tot uw rekening, kunt u hiervoor een aanvraag doen via de knop hieronder:
Aanvragen rekening voor inboeken
- Bedrijven die van plan zijn om in 2026 voor het eerst hernieuwbare energie te leveren aan de zeevaart en/of binnenvaart en deze in te boeken om ERE’s te creëren, hebben een rekening met een inboekfaciliteit nodig.
- Voordat de NEa overgaat tot het openen van een rekening met een inboekfaciliteit, houdt de NEa altijd eerst een introductiegesprek met de potentiële inboeker. Tijdens dit gesprek informeert de NEa het bedrijf over de inboekvoorwaarden en worden aandachtspunten besproken.
- Indien u concrete plannen heeft voor het leveren van vloeibare biobrandstoffen aan de zeevaart en/of binnenvaart in het eerste kwartaal van 2026, en u deze leveringen wenst in te boeken om ERE’s te creëren, kunt u hiervoor nu al een rekeningaanvraag indienen via de knop hieronder:
De NEa neemt dan na de aanvraag contact met u op voor het inplannen van een introductiegesprek.
- Indien u plannen heeft voor het leveren (en inboeken) van vloeibare biobrandstoffen aan de zeevaart en/of binnenvaart vanaf of na april 2026, kunt u contact opnemen met de NEa Helpdesk, waarna ook een introductiegesprek ingepland zal worden.
- Bedrijven die zich eerst oriënteren op de inboekeisen en daar vragen over hebben, kunnen contact opnemen met de NEa Helpdesk of zich inschrijven voor het RED3 scheepvaart spreekuur. Een inboekfaciliteit kan op een later moment alsnog worden aangevraagd, waarna ook dan een introductiegesprek volgt.