CO2-reductie wegvervoer op koers; uitstoot verder gedaald

Nederlandse brandstofleveranciers zijn verplicht een jaarlijks stijgend deel van de geleverde fossiele brandstoffen te vervangen door hernieuwbare energie. Deze jaarverplichting bedroeg in 2021 17,5%. Uit de Rapportage Energie voor Vervoer 2021, uitgebracht door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), blijkt dat dit percentage ook daadwerkelijk is behaald. Daarmee is de sector op koers naar het 2030-doel van een aandeel van 28%.

Twee autowegen lopen langs elkaar door het groen, met auto’s en vrachtwagens op de wegen. Op de achtergrond zijn een aantal windmolens zichtbaar.
Beeld: ©NEa

Met het vervangen van fossiel door hernieuwbare alternatieven wordt de CO2 uitstoot van de vervoerssector kleiner. Zo is in 2021 een reductie van 2.435 kiloton CO2 gerealiseerd. Met deze reductie wordt voldaan aan de Europese doelstelling om 6% CO2-uitstoot te reduceren ten opzichte van de situatie van 2010. Minstens zo belangrijk, zeker gezien de huidige internationale situatie, is dat door de inzet van hernieuwbare energie de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen wordt verminderd.

Het rapport van de NEa geeft een uitgebreid inzicht in de manier waarop de brandstofleveranciers invulling hebben gegeven aan het behalen van de doelen en verplichtingen.

Een belangrijk kenmerk is dat brandstofleveranciers in Nederland veel gebruik maken van biobrandstoffen die gemaakt zijn van afvalstoffen. Met een aandeel van 86% is Nederland binnen Europa één van de koplopers op dit gebied (gemiddeld in Europa: 34%). Biobrandstoffen uit afval tellen dubbel mee voor het behalen van de jaarverplichting en zijn daardoor voor bedrijven aantrekkelijk om in te zetten.

Taartdiagram ‘Verdeling van grondstoffen voor biobrandstoffen 2021 (op basis van fysieke energie-inhoud): 43,6% gebruikt frituurvet; 8,0% laagwaardige zetmeelslurrie; 7,8% putvetten en flotatieslib; 6,9% afvalwater van palmoliemolen; 4,1% dierlijk vet (cat. 1 of 2); 3,5% voedselafval; 2,6% notendoppen; 1,6% bodemdestillaat; 1,4% zuiveringsslib; 1,4% gebruikte bleekaarde; 1,1% stedelijk afval; 3,6% overig afval; 8,3% maïs; 4,6% tarwe; 1,1% suikerriet; 0,5% suikerbiet.

Gebruikt frituurvet is nog steeds de belangrijkste bron voor biobrandstoffen. De laatste jaren worden echter steeds meer moeilijk te verwerken afvalstoffen ingezet. Denk bijvoorbeeld aan laagwaardige zetmeelslurrie, putvetten en afvalwater van palmoliemolens. Hiervan worden zogeheten geavanceerde biobrandstoffen geproduceerd. Het drijfveer achter deze ontwikkeling is de verplichte inzet van tenminste 1,2% geavanceerde biobrandstoffen. Maar ook de eis dat vanaf 2021 leveringen aan de zeevaartsector alleen meetellen als het geavanceerde biobrandstoffen betreft, speelt een belangrijke rol.  In 2021 bedroeg het aandeel geavanceerde biobrandstoffen ten opzichte van alle benzine- en dieselleveringen 6,8%.

Lijngrafiek ‘Trend gerapporteerde emissiefactoren diesel- en benzinevervangers 2011-2021: De grafiek laat een neerwaartse trend zien van 2011 tot 2021 van emissiefactoren beinzinevervangers, beginnend bij ong. 50g CO2 equivalent per Megajoule in 2011, en eindigend bij ong. 20g CO2 equivalent per Megajoule in 2021. Voor de gerapporteerde emissiefactor van dieselvervangers is ook een neerwaartse trend te zien van 40 naar iets meer dan 10g CO2 equivalent per Megajoule.
Emissiefactor fossiele benzine: 93,3 gr. C02-eq/MJ Emissiefactor fossiele diesel: 95,1 gr. C02-eq/MJ

Vooral bij biobrandstoffen die gebruikt worden als benzinevervanger stijgt het aandeel dat gemaakt is van afvalstoffen. De toegenomen inzet van afvalstoffen bij de benzinevervangers is ook terug te zien in de gemiddelde emissiefactoren. Deze worden hierdoor steeds lager.

Voor biobrandstoffen op basis van afvalstoffen geldt namelijk dat de emissies die vrijkomen tijdens de teelt van de oorspronkelijke grondstoffen die ten grondslag liggen aan de afvalstoffen niet worden meegenomen. De berekening van de emissies start pas op het inzamelpunt van de afvalstromen en residuen.

Bij de dieselvervangers was de inzet van afvalstoffen altijd al erg hoog; daar is weinig ruimte voor een groter aandeel afvalstoffen en de gemiddelde emissiefactor ligt daardoor op een stabiel laag niveau.