Hoe moet ik omgaan met terugkerende goederen?

CBAM is slechts van toepassing op goederen met niet-preferentiële oorsprong in een derde land buiten het douanegebied van de Europese Unie. Dat betekent dat CBAM niet van toepassing is op goederen met niet-preferentiële oorsprong EU (of de uitgezonderde oorsprongslanden en -gebieden).

Als het goederen betreft met oorsprong in een derde land zijn er meerdere mogelijkheden:

  • Kunnen de goederen worden aangemerkt als terugkerende goederen in de zin van artikel 203 van het Douanewetboek van de Unie? Dan geeft de CBAM-verordening separaat aan hoe daarmee om moet worden gegaan:

In de overgangsperiode (tot 2026) geldt voor dergelijke goederen geen rapportageverplichting. In de definitieve periode (vanaf 2026) neemt de toegelaten CBAM-aangever in zijn jaarlijkse CBAM-aangifte aan de Europese Commissie een afzonderlijke vermelding 'nul' op voor de totale ingebedde emissies die overeenstemmen met die goederen die worden aangemerkt als terugkerende goederen.

Hoe vanuit het perspectief van de verplichtingen in de definitieve periode van CBAM exact wordt omgegaan met terugkerende goederen (dat wil zeggen: vanaf 1 januari 2026), is nog niet duidelijk. Daarover volgt nog verdere invulling van de regelgeving vanuit de Europese Commissie.

  • Kunnen de goederen niet worden aangemerkt als terugkerende goederen in de zin van artikel 203 van het Douanewetboek van de Unie? Dan is de CBAM-verordening in beginsel volledig van toepassing.