Installaties die aan de deelnamecriteria van EU ETS Stationair voldoen, moeten een emissievergunning van de NEa hebben. Zonder geldige emissievergunning mag de installatie niet in bedrijf zijn, en dus ook geen broeikasgassen uitstoten. De belangrijkste voorwaarde om een emissievergunning te krijgen, is het opstellen van een monitoringsplan dat voldoet aan alle eisen. In het monitoringsplan staat beschreven hoe de broeikasgasemissies van de installatie worden bepaald.

Veel installaties die onder het EU ETS vallen, vallen ook onder de CO2-heffing. Met onderstaand stroomschema kunt u bepalen of ook uw installatie daaronder valt. Als dit het geval is, heeft u aanvullende verplichtingen. Deze worden toegelicht in het stroomschema.

Tijdig aanvragen

Vraag tijdig via het Emissiehandelportaal een emissievergunning aan: minimaal 4 maanden voordat deze in werking moet treden. De NEa heeft dan voldoende tijd voor een inhoudelijke beoordeling en het doorlopen van de wettelijke procedures. Hoe lang de inhoudelijke beoordeling precies duurt, hangt sterk af van de kwaliteit en complexiteit van het monitoringsplan. De vergunningsprocedure kan in sommige gevallen langer duren dan 4 maanden.

Nadat een emissievergunning is verleend, kunt u in een aparte procedure gratis emissierechten aanvragen.

Vergunningsprocedure

De vergunningprocedure bestaat uit meerdere stappen:

Uitzonderingen: restrictie gelijktijdige werking reserve-, achtervang- of parallelle eenheden

Het is onder voorwaarden mogelijk om het thermisch ingangsvermogen van reserve-, achtervang- of parallelle eenheden buiten beschouwing te laten bij het bepalen of uw installatie meer dan 20 MW thermisch ingangsvermogen heeft, en dus onder het EU ETS valt. Deze uitzondering is alleen toegestaan na goedkeuring van de NEa.

Meer informatie over wanneer uitzonderingen mogelijk zijn, vindt u bij Deelnamecriteria.