De Wet milieubeheer maakt een onderscheid in de hoogte van bestuurlijke boetes tussen een overtreding van de inleverplicht en overige overtredingen.
Overtreding inleverplicht
Bij overtreding van de inleverplicht (artikel 16.37 Wet milieubeheer) wordt een gefixeerde boete opgelegd van € 100 voor elke ton CO2 waarvoor niet tijdig een emissierecht is ingeleverd (zie artikel 18.16e lid 2 Wet milieubeheer). Het bedrag van € 100 per ton CO2 is in 2013 geïndexeerd (zie artikel 18.16e lid 3).
Het bestuur van de NEa hanteert voor de vaststelling van de (geharmoniseerde) Europese consumentenprijsindex de cijfers van Eurostat. Het bestuur past de zo vastgestelde cijfers toe in de volgende formule: € 100 x ton CO2 jaar X x HICP jaar X / HICP 2012.
Overige overtredingen
Voor andere overtredingen dan het overtreden van de inleverplicht geeft de wet een boetemaximum van € 450.000 of, als dat meer is, 10% van de bruto jaaromzet van de overtreder. Voor een last onder dwangsom bepaalt de wet geen maximum.
Beleidsregel bestuurlijke boete 2024
Het bestuur van de NEa heeft op 23 mei 2024 de Beleidsregel bestuurlijke boete 2024 vastgesteld. Deze beleidsregel geeft regels voor de hoogte van boetes die worden opgelegd voor overtredingen die na 1 juli 2024 zijn begaan. Voor overtredingen die vóór deze datum zijn begaan, blijven de Beleidsregels handhaving ETS 2021 gelden.
De Beleidsregel bestuurlijke boete 2024 geeft geen regels voor de hoogte van dwangsommen. Voor de hoogte van dwangsommen blijven de beleidsregels handhaving ETS 2021 gelden.
Beleidsregels handhaving ETS 2021
De Beleidsregels handhaving ETS 2021 gaan over de hoogte van boetes en dwangsommen voor overtredingen die na 1 januari 2021 zijn begaan. Deze beleidsregels laten het bestuur van de NEa op een aantal punten ruimte tot nadere invulling. Hieronder staat aangegeven hoe het bestuur dat doet.
Bij een last onder dwangsom wordt Bijlage II van de beleidsregels toegepast. Binnen de bandbreedten in deze Bijlage wordt de hoogte van de dwangsom per geval bepaald. Dit is maatwerk, dat in de afzonderlijke besluiten wordt geleverd en beargumenteerd.
(zie paragraaf 3.1 van Bijlage III van de Beleidsregels)
A. Marktgerelateerde boetewaarde:
Generieke vermenigvuldigingsfactor: het bestuur heeft op dit moment de vermenigvuldigingsfactor waarmee de toepasselijke gemiddelde veilingprijs wordt vermenigvuldigd, vastgesteld op 1.
Gemiddelde veilingprijzen emissierechten en boetewaarden vanaf 2012:
Jaar
Gemiddelde veilingprijs
Vermenigvuldigings-factor
Boetewaarde vóór afronding
Boetewaarde afgerond
2012
€ 6,76
1,5
€ 10,14
€ 10,00
2013
€ 4,40
1,5
€ 6,60
€ 7,00
2014
€ 5,91
1,5
€ 8,87
€ 9,00
2015
€ 7,64
1,5
€ 11,46
€ 11,00
2016
€ 5,26
1,5
€ 7,89
€ 8,00
2017
€ 5,74
1,5
€ 8,61
€ 9,00
2018
€ 15,47
1
€ 15,47
€ 15,00
2019
€ 24,71
1
€ 24,71
€ 25,00
2020
€ 24,35
1
€ 24,35
€ 24,00
2021
€ 54,18
0,5
€ 27,09
€ 27,00
2022
€ 80,09
0,5
€ 40,05
€ 40,00
2023
€ 83,65
0,5
€ 41,82
€ 42,00
2024
€ 64,69
0,6
€ 38,81
€ 39,00
Deze prijzen zijn ontleend aan de primaire marktveilingen door EEX (EUA’s geldig vanaf de 3e handelsperiode, multilateraal platform, ongewogen gemiddelden van de veilingen die 3 keer per week plaatsvinden).
De gemiddelde veilingprijs van een emissierecht is in de jaren 2021 en 2022 flink gestegen. Bij toepassing van de generieke vermenigvuldigingsfactor van 1 zouden de boetewaardes voor deze jaren veel hoger uitkomen dan in de jaren daarvoor. Dit zou in de huidige boetesystematiek kunnen leiden tot onevenredig hoge boetebedragen. Het bestuur heeft daarom aanleiding gezien om de generieke vermenigvuldigingsfactor te verlagen met 50%.
B. Inrichtingsfactor:
Het bestuur kent aan de inrichtingsfactor per categorie als bedoeld in artikel 19 van de MRV de volgende waarden toe:
Categorie A (jaarvracht tot en met 50.000 ton CO2)
0,6
Categorie B (jaarvracht meer dan 50.000, tot en met 500.000 ton CO2)
0,8
Categorie C (jaarvracht meer dan 500.000 ton CO2)
1
Stationaire inrichting: een stationaire inrichting wordt in een categorie ingedeeld op basis van het geldende monitoringsplan. Als de inrichting in het geldende monitoringsplan niet is ingedeeld in één van de in artikel 19 van de MRV bedoelde categorieën, gaat het bestuur met het oog op de indeling in een categorie af op het emissieverslag van de inrichting over het jaar waarin de overtreding is begaan. Als er nog geen emissieverslag over dat jaar is ingediend, maakt het bestuur met het oog op de indeling een schatting van de jaarvracht in het jaar waarin de overtreding is begaan.
Luchtvaartexploitant: omdat het monitoringsplan van een luchtvaartexploitant niet voorziet in een dergelijke indeling, deelt het bestuur een luchtvaartexploitant in één van de drie categorieën in op basis van het emissieverslag over het jaar waarin de overtreding is begaan. Als de luchtvaartexploitant nog geen emissieverslag heeft ingediend over het jaar waarin de overtreding is begaan, maakt het bestuur een schatting van de jaarvracht van de luchtvaartexploitant. Als de overtreding meerdere jaren bestrijkt, wordt het hoogste emissiecijfer van die jaren aangehouden voor de indeling.
(zie paragraaf 4 van bijlage III van de Beleidsregels)
Het bestuur hanteert als correctiefactor in geval van recidive (correctiefactor C3) de volgende verhogingen van het boetebedrag: