Rapportage uitvoeringstoets overgangsperiode CBAM

Toets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid Uitvoering overgangsperiode CBAM 2023-2025.

De algemene conclusie ten aanzien van de uitvoerbaarheid in de overgangsperiode is niet positief: 

  • De NEa verwacht bij de start een laag kennisniveau en een lage spontane naleving bij de verplichtingen in de overgangsperiode. De doelgroep zal problemen ervaren met het kunnen nakomen van de verplichtingen om de juiste informatie te verkrijgen om de kwartaalrapportages op te stellen.
  • Particuliere aangevers die niet zijn ingeschreven bij de KvK hebben geen toegang tot het CBAM-portaal met E-herkenning. Voor deze groep zijn de uitvoeringsregels niet na te leven en voor de NEa niet handhaafbaar.
  • De taak voor het verlenen van uitstel voor correctie van rapportages is voor de NEa niet goed uitvoerbaar door de wijze waarop dit in de verordening is weergegeven, de potentiĆ«le omvang en korte voorbereidingstijd. De NEa beveelt aan om te onderzoeken of hiervoor in de nationale wetgeving een voorziening kan worden opgenomen waardoor met een algemene kennisgeving kan worden gewerkt in plaats van individuele beschikkingen
  • Het starten van correctieprocedures is niet uitvoerbaar voor rapporten die door de EU als onjuist worden aangemerkt en uitvoerbaar onder voorwaarden voor ontbrekende en onvolledige rapporten. De omvang van de werkzaamheden is in dit stadium nog nauwelijks in te schatten.
  • De in de uitvoeringsregeling opgenomen boetebepaling is in bepaalde gevallen niet doelmatig en kan in andere gevallen leiden tot onevenredig hoge boetebedragen die kunnen leiden tot onwenselijke excessen. De verplichting in de uitvoeringsregels is voor meerdere interpretaties vatbaar en het bewijs voor het opleggen van bestuurlijke boetes is lastig te verkrijgen.
  • Gelet op het aantal boetes dat mogelijk moet worden opgelegd en de problematische bewijslast, is de boetebepaling in de uitvoeringsregeling voor de NEa niet goed uitvoerbaar.
  • De NEa schat in dat de boetebepaling van artikel 18.16c van de Wm in de praktijk een effectiever handhavingsinstrument is dan de boetebepaling van artikel 16 van de uitvoeringsregels Omdat deze boetebepaling een bevoegdheid geeft en het toepassingsbereik breder is, kan het instrument worden ingezet daar waar het doelmatig en evenredig is. Dit kan betekenen dat andere afwegingen ten aanzien van boeteoplegging worden gemaakt, dan op grond van artikel 16 van de uitvoeringsregels het geval zou zijn.